Vervoeging van kalmeren
Onbepaalde wijs (infinitief): kalmeren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kalmeer
- jij kalmeert
- hij/zij/het kalmeert
- wij kalmeren
- jullie kalmeren
- zij kalmeren
Present
- I lull
- you lull
- he/she/it lulls
- we lull
- you lull
- they lull
Onvoltooid verleden tijd
- ik kalmeerde
- jij kalmeerde
- hij/zij/het kalmeerde
- wij kalmeerden
- jullie kalmeerden
- zij kalmeerden
Simple past
- I lulled
- you lulled
- he/she/it lulled
- we lulled
- you lulled
- they lulled
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekalmeerd
- jij hebt gekalmeerd
- hij/zij/het heeft gekalmeerd
- wij hebben gekalmeerd
- jullie hebben gekalmeerd
- zij hebben gekalmeerd
Present perfect
- I have lulled
- you have lulled
- he/she/it has lulled
- we have lulled
- you have lulled
- they have lulled
Voltooid verleden tijd
- ik had gekalmeerd
- jij had gekalmeerd
- hij/zij/het had gekalmeerd
- wij hadden gekalmeerd
- jullie hadden gekalmeerd
- zij hadden gekalmeerd
Past perfect
- I had lulled
- you had lulled
- he/she/it had lulled
- we had lulled
- you had lulled
- they had lulled
Toekomende tijd I
- ik zal kalmeren
- jij zult kalmeren
- hij/zij/het zal kalmeren
- wij zullen kalmeren
- jullie zullen kalmeren
- zij zullen kalmeren
Future
- I will lull
- you will lull
- he/she/it will lull
- we will lull
- you will lull
- they will lull
Toekomende tijd II
- ik zal gekalmeerd hebben
- jij zult gekalmeerd hebben
- hij/zij/het zal gekalmeerd hebben
- wij zullen gekalmeerd hebben
- jullie zullen gekalmeerd hebben
- zij zullen gekalmeerd hebben
Future perfect
- I will have lulled
- you will have lulled
- he/she/it will have lulled
- we will have lulled
- you will have lulled
- they will have lulled
Conditionalis I
- ik zou kalmeren
- jij zou kalmeren
- hij/zij/het zou kalmeren
- wij zouden kalmeren
- jullie zouden kalmeren
- zij zouden kalmeren
Conditional present
- I would lull
- you would lull
- he/she/it would lull
- we would lull
- you would lull
- they would lull
Conditionalis II
- ik zou hebben gekalmeerd
- jij zou hebben gekalmeerd
- hij/zij/het zou hebben gekalmeerd
- wij zouden hebben gekalmeerd
- jullie zouden hebben gekalmeerd
- zij zouden hebben gekalmeerd
Conditional perfect
- I would have lulled
- you would have lulled
- he/she/it would have lulled
- we would have lulled
- you would have lulled
- they would have lulled
Imperatief
- jij kalmeer
- jullie kalmeert
Imperative
- you lull
- you lull