Vervoeging van kazen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kaas
- jij kaast
- hij/zij/het kaast
- wij kazen
- jullie kazen
- zij kazen
Present
- I curdle
- you curdle
- he/she/it curdles
- we curdle
- you curdle
- they curdle
Onvoltooid verleden tijd
- ik kaasde
- jij kaasde
- hij/zij/het kaasde
- wij kaasden
- jullie kaasden
- zij kaasden
Simple past
- I curdled
- you curdled
- he/she/it curdled
- we curdled
- you curdled
- they curdled
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekaasd
- jij hebt gekaasd
- hij/zij/het heeft gekaasd
- wij hebben gekaasd
- jullie hebben gekaasd
- zij hebben gekaasd
Present perfect
- I have curdled
- you have curdled
- he/she/it has curdled
- we have curdled
- you have curdled
- they have curdled
Voltooid verleden tijd
- ik had gekaasd
- jij had gekaasd
- hij/zij/het had gekaasd
- wij hadden gekaasd
- jullie hadden gekaasd
- zij hadden gekaasd
Past perfect
- I had curdled
- you had curdled
- he/she/it had curdled
- we had curdled
- you had curdled
- they had curdled
Toekomende tijd I
- ik zal kazen
- jij zult kazen
- hij/zij/het zal kazen
- wij zullen kazen
- jullie zullen kazen
- zij zullen kazen
Future
- I will curdle
- you will curdle
- he/she/it will curdle
- we will curdle
- you will curdle
- they will curdle
Toekomende tijd II
- ik zal gekaasd hebben
- jij zult gekaasd hebben
- hij/zij/het zal gekaasd hebben
- wij zullen gekaasd hebben
- jullie zullen gekaasd hebben
- zij zullen gekaasd hebben
Future perfect
- I will have curdled
- you will have curdled
- he/she/it will have curdled
- we will have curdled
- you will have curdled
- they will have curdled
Conditionalis I
- ik zou kazen
- jij zou kazen
- hij/zij/het zou kazen
- wij zouden kazen
- jullie zouden kazen
- zij zouden kazen
Conditional present
- I would curdle
- you would curdle
- he/she/it would curdle
- we would curdle
- you would curdle
- they would curdle
Conditionalis II
- ik zou hebben gekaasd
- jij zou hebben gekaasd
- hij/zij/het zou hebben gekaasd
- wij zouden hebben gekaasd
- jullie zouden hebben gekaasd
- zij zouden hebben gekaasd
Conditional perfect
- I would have curdled
- you would have curdled
- he/she/it would have curdled
- we would have curdled
- you would have curdled
- they would have curdled
Imperatief
- jij kaas
- jullie kaast
Imperative
- you curdle
- you curdle