Vervoeging van kid

Engels

Nederlands

Present

  • I kid
  • you kid
  • he/she/it kids
  • we kid
  • you kid
  • they kid

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik railleer
  • jij railleert
  • hij/zij/het railleert
  • wij railleren
  • jullie railleren
  • zij railleren

Simple past

  • I kidded
  • you kidded
  • he/she/it kidded
  • we kidded
  • you kidded
  • they kidded

Onvoltooid verleden tijd

  • ik railleerde
  • jij railleerde
  • hij/zij/het railleerde
  • wij railleerden
  • jullie railleerden
  • zij railleerden

Present perfect

  • I have kidded
  • you have kidded
  • he/she/it has kidded
  • we have kidded
  • you have kidded
  • they have kidded

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gerailleerd
  • jij hebt gerailleerd
  • hij/zij/het heeft gerailleerd
  • wij hebben gerailleerd
  • jullie hebben gerailleerd
  • zij hebben gerailleerd

Past perfect

  • I had kidded
  • you had kidded
  • he/she/it had kidded
  • we had kidded
  • you had kidded
  • they had kidded

Voltooid verleden tijd

  • ik had gerailleerd
  • jij had gerailleerd
  • hij/zij/het had gerailleerd
  • wij hadden gerailleerd
  • jullie hadden gerailleerd
  • zij hadden gerailleerd

Future

  • I will kid
  • you will kid
  • he/she/it will kid
  • we will kid
  • you will kid
  • they will kid

Toekomende tijd I

  • ik zal railleren
  • jij zult railleren
  • hij/zij/het zal railleren
  • wij zullen railleren
  • jullie zullen railleren
  • zij zullen railleren

Future perfect

  • I will have kidded
  • you will have kidded
  • he/she/it will have kidded
  • we will have kidded
  • you will have kidded
  • they will have kidded

Toekomende tijd II

  • ik zal gerailleerd hebben
  • jij zult gerailleerd hebben
  • hij/zij/het zal gerailleerd hebben
  • wij zullen gerailleerd hebben
  • jullie zullen gerailleerd hebben
  • zij zullen gerailleerd hebben

Conditional present

  • I would kid
  • you would kid
  • he/she/it would kid
  • we would kid
  • you would kid
  • they would kid

Conditionalis I

  • ik zou railleren
  • jij zou railleren
  • hij/zij/het zou railleren
  • wij zouden railleren
  • jullie zouden railleren
  • zij zouden railleren

Conditional perfect

  • I would have kidded
  • you would have kidded
  • he/she/it would have kidded
  • we would have kidded
  • you would have kidded
  • they would have kidded

Conditionalis II

  • ik zou hebben gerailleerd
  • jij zou hebben gerailleerd
  • hij/zij/het zou hebben gerailleerd
  • wij zouden hebben gerailleerd
  • jullie zouden hebben gerailleerd
  • zij zouden hebben gerailleerd

Imperative

  • you kid
  • you kid

Imperatief

  • jij railleer
  • jullie railleert

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van kid