Vervoeging van kletsen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik klets
  • jij kletst
  • hij/zij/het kletst
  • wij kletsen
  • jullie kletsen
  • zij kletsen

Indicativo presente

  • yo chismeo
  • chismeas
  • él/ella chismea
  • nosotros chismeamos
  • vosotros chismeáis
  • ellos/ellas chismean

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kletste
  • jij kletste
  • hij/zij/het kletste
  • wij kletsten
  • jullie kletsten
  • zij kletsten

Indefinido

  • yo chismeé
  • chismeaste
  • él/ella chismeó
  • nosotros chismeamos
  • vosotros chismeasteis
  • ellos/ellas chismearon

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gekletst
  • jij hebt gekletst
  • hij/zij/het heeft gekletst
  • wij hebben gekletst
  • jullie hebben gekletst
  • zij hebben gekletst

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he chismeado
  • has chismeado
  • él/ella ha chismeado
  • nosotros hemos chismeado
  • vosotros habéis chismeado
  • ellos/ellas han chismeado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gekletst
  • jij had gekletst
  • hij/zij/het had gekletst
  • wij hadden gekletst
  • jullie hadden gekletst
  • zij hadden gekletst

Pluscuamperfecto

  • yo había chismeado
  • habías chismeado
  • él/ella había chismeado
  • nosotros habíamos chismeado
  • vosotros habíais chismeado
  • ellos/ellas habían chismeado

Toekomende tijd I

  • ik zal kletsen
  • jij zult kletsen
  • hij/zij/het zal kletsen
  • wij zullen kletsen
  • jullie zullen kletsen
  • zij zullen kletsen

Futuro I

  • yo chismearé
  • chismearás
  • él/ella chismeará
  • nosotros chismearemos
  • vosotros chismearéis
  • ellos/ellas chismearán

Toekomende tijd II

  • ik zal gekletst hebben
  • jij zult gekletst hebben
  • hij/zij/het zal gekletst hebben
  • wij zullen gekletst hebben
  • jullie zullen gekletst hebben
  • zij zullen gekletst hebben

Futuro perfecto

  • yo habré chismeado
  • habrás chismeado
  • él/ella habrá chismeado
  • nosotros habremos chismeado
  • vosotros habréis chismeado
  • ellos/ellas habrán chismeado

Conditionalis I

  • ik zou kletsen
  • jij zou kletsen
  • hij/zij/het zou kletsen
  • wij zouden kletsen
  • jullie zouden kletsen
  • zij zouden kletsen

Condicional

  • yo chismearía
  • chismearías
  • él/ella chismearía
  • nosotros chismearíamos
  • vosotros chismearíais
  • ellos/ellas chismearían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gekletst
  • jij zou hebben gekletst
  • hij/zij/het zou hebben gekletst
  • wij zouden hebben gekletst
  • jullie zouden hebben gekletst
  • zij zouden hebben gekletst

Condicional perfecto

  • yo habría chismeado
  • habrías chismeado
  • él/ella habría chismeado
  • nosotros habríamos chismeado
  • vosotros habríais chismeado
  • ellos/ellas habrían chismeado

Imperatief

  • jij klets
  • jullie kletst

Imperativo presente

  • chismea
  • vosotros chismead

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van kletsen