Vervoeging van klikken

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik klik
  • jij klikt
  • hij/zij/het klikt
  • wij klikken
  • jullie klikken
  • zij klikken

Präsens Indikativ

  • ich klapp(e)re
  • du klapperst
  • er/sie/es klappert
  • wir klappern
  • ihr klappert
  • sie klappern

Onvoltooid verleden tijd

  • ik klikte
  • jij klikte
  • hij/zij/het klikte
  • wij klikten
  • jullie klikten
  • zij klikten

Präteritum Indikativ

  • ich klapperte
  • du klappertest
  • er/sie/es klapperte
  • wir klapperten
  • ihr klappertet
  • sie klapperten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geklikt
  • jij hebt geklikt
  • hij/zij/het heeft geklikt
  • wij hebben geklikt
  • jullie hebben geklikt
  • zij hebben geklikt

Perfekt Indikativ

  • ich habe geklappert
  • du hast geklappert
  • er/sie/es hat geklappert
  • wir haben geklappert
  • ihr habt geklappert
  • sie haben geklappert

Voltooid verleden tijd

  • ik had geklikt
  • jij had geklikt
  • hij/zij/het had geklikt
  • wij hadden geklikt
  • jullie hadden geklikt
  • zij hadden geklikt

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte geklappert
  • du hattest geklappert
  • er/sie/es hatte geklappert
  • wir hatten geklappert
  • ihr hattet geklappert
  • sie hatten geklappert

Toekomende tijd I

  • ik zal klikken
  • jij zult klikken
  • hij/zij/het zal klikken
  • wij zullen klikken
  • jullie zullen klikken
  • zij zullen klikken

Futur I Indikativ

  • ich werde klappern
  • du wirst klappern
  • er/sie/es wird klappern
  • wir werden klappern
  • ihr werdet klappern
  • sie werden klappern

Toekomende tijd II

  • ik zal geklikt hebben
  • jij zult geklikt hebben
  • hij/zij/het zal geklikt hebben
  • wij zullen geklikt hebben
  • jullie zullen geklikt hebben
  • zij zullen geklikt hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde geklappert haben
  • du wirst geklappert haben
  • er/sie/es wird geklappert haben
  • wir werden geklappert haben
  • ihr werdet geklappert haben
  • sie werden geklappert haben

Conditionalis I

  • ik zou klikken
  • jij zou klikken
  • hij/zij/het zou klikken
  • wij zouden klikken
  • jullie zouden klikken
  • zij zouden klikken

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde klappern
  • du würdest klappern
  • er/sie/es würde klappern
  • wir würden klappern
  • ihr würdet klappern
  • sie würden klappern

Conditionalis II

  • ik zou hebben geklikt
  • jij zou hebben geklikt
  • hij/zij/het zou hebben geklikt
  • wij zouden hebben geklikt
  • jullie zouden hebben geklikt
  • zij zouden hebben geklikt

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde geklappert haben
  • du würdest geklappert haben
  • er/sie/es würde geklappert haben
  • wir würden geklappert haben
  • ihr würdet geklappert haben
  • sie würden geklappert haben

Imperatief

  • jij klik
  • jullie klikt

Imperativ

  • du klapp(e)re
  • ihr klappert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van klikken