Vervoeging van kweken

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik kweek
  • jij kweekt
  • hij/zij/het kweekt
  • wij kweken
  • jullie kweken
  • zij kweken

Present

  • I nurture
  • you nurture
  • he/she/it nurtures
  • we nurture
  • you nurture
  • they nurture

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kweekte
  • jij kweekte
  • hij/zij/het kweekte
  • wij kweekten
  • jullie kweekten
  • zij kweekten

Simple past

  • I nurtured
  • you nurtured
  • he/she/it nurtured
  • we nurtured
  • you nurtured
  • they nurtured

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gekweekt
  • jij hebt gekweekt
  • hij/zij/het heeft gekweekt
  • wij hebben gekweekt
  • jullie hebben gekweekt
  • zij hebben gekweekt

Present perfect

  • I have nurtured
  • you have nurtured
  • he/she/it has nurtured
  • we have nurtured
  • you have nurtured
  • they have nurtured

Voltooid verleden tijd

  • ik had gekweekt
  • jij had gekweekt
  • hij/zij/het had gekweekt
  • wij hadden gekweekt
  • jullie hadden gekweekt
  • zij hadden gekweekt

Past perfect

  • I had nurtured
  • you had nurtured
  • he/she/it had nurtured
  • we had nurtured
  • you had nurtured
  • they had nurtured

Toekomende tijd I

  • ik zal kweken
  • jij zult kweken
  • hij/zij/het zal kweken
  • wij zullen kweken
  • jullie zullen kweken
  • zij zullen kweken

Future

  • I will nurture
  • you will nurture
  • he/she/it will nurture
  • we will nurture
  • you will nurture
  • they will nurture

Toekomende tijd II

  • ik zal gekweekt hebben
  • jij zult gekweekt hebben
  • hij/zij/het zal gekweekt hebben
  • wij zullen gekweekt hebben
  • jullie zullen gekweekt hebben
  • zij zullen gekweekt hebben

Future perfect

  • I will have nurtured
  • you will have nurtured
  • he/she/it will have nurtured
  • we will have nurtured
  • you will have nurtured
  • they will have nurtured

Conditionalis I

  • ik zou kweken
  • jij zou kweken
  • hij/zij/het zou kweken
  • wij zouden kweken
  • jullie zouden kweken
  • zij zouden kweken

Conditional present

  • I would nurture
  • you would nurture
  • he/she/it would nurture
  • we would nurture
  • you would nurture
  • they would nurture

Conditionalis II

  • ik zou hebben gekweekt
  • jij zou hebben gekweekt
  • hij/zij/het zou hebben gekweekt
  • wij zouden hebben gekweekt
  • jullie zouden hebben gekweekt
  • zij zouden hebben gekweekt

Conditional perfect

  • I would have nurtured
  • you would have nurtured
  • he/she/it would have nurtured
  • we would have nurtured
  • you would have nurtured
  • they would have nurtured

Imperatief

  • jij kweek
  • jullie kweekt

Imperative

  • you nurture
  • you nurture

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van kweken