Vervoeging van kwetsen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kwets
- jij kwetst
- hij/zij/het kwetst
- wij kwetsen
- jullie kwetsen
- zij kwetsen
Indicativo presente
- yo choco
- tú chocas
- él/ella choca
- nosotros chocamos
- vosotros chocáis
- ellos/ellas chocan
Onvoltooid verleden tijd
- ik kwetste
- jij kwetste
- hij/zij/het kwetste
- wij kwetsten
- jullie kwetsten
- zij kwetsten
Indefinido
- yo choqué
- tú chocaste
- él/ella chocó
- nosotros chocamos
- vosotros chocasteis
- ellos/ellas chocaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekwetst
- jij hebt gekwetst
- hij/zij/het heeft gekwetst
- wij hebben gekwetst
- jullie hebben gekwetst
- zij hebben gekwetst
Pretérito perfecto compuesto
- yo he chocado
- tú has chocado
- él/ella ha chocado
- nosotros hemos chocado
- vosotros habéis chocado
- ellos/ellas han chocado
Voltooid verleden tijd
- ik had gekwetst
- jij had gekwetst
- hij/zij/het had gekwetst
- wij hadden gekwetst
- jullie hadden gekwetst
- zij hadden gekwetst
Pluscuamperfecto
- yo había chocado
- tú habías chocado
- él/ella había chocado
- nosotros habíamos chocado
- vosotros habíais chocado
- ellos/ellas habían chocado
Toekomende tijd I
- ik zal kwetsen
- jij zult kwetsen
- hij/zij/het zal kwetsen
- wij zullen kwetsen
- jullie zullen kwetsen
- zij zullen kwetsen
Futuro I
- yo chocaré
- tú chocarás
- él/ella chocará
- nosotros chocaremos
- vosotros chocaréis
- ellos/ellas chocarán
Toekomende tijd II
- ik zal gekwetst hebben
- jij zult gekwetst hebben
- hij/zij/het zal gekwetst hebben
- wij zullen gekwetst hebben
- jullie zullen gekwetst hebben
- zij zullen gekwetst hebben
Futuro perfecto
- yo habré chocado
- tú habrás chocado
- él/ella habrá chocado
- nosotros habremos chocado
- vosotros habréis chocado
- ellos/ellas habrán chocado
Conditionalis I
- ik zou kwetsen
- jij zou kwetsen
- hij/zij/het zou kwetsen
- wij zouden kwetsen
- jullie zouden kwetsen
- zij zouden kwetsen
Condicional
- yo chocaría
- tú chocarías
- él/ella chocaría
- nosotros chocaríamos
- vosotros chocaríais
- ellos/ellas chocarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gekwetst
- jij zou hebben gekwetst
- hij/zij/het zou hebben gekwetst
- wij zouden hebben gekwetst
- jullie zouden hebben gekwetst
- zij zouden hebben gekwetst
Condicional perfecto
- yo habría chocado
- tú habrías chocado
- él/ella habría chocado
- nosotros habríamos chocado
- vosotros habríais chocado
- ellos/ellas habrían chocado
Imperatief
- jij kwets
- jullie kwetst
Imperativo presente
- tú choca
- vosotros chocad