Vervoeging van last

Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it lasts
  • they last

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het beklijft
  • zij beklijven

Simple past

  • he/she/it lasted
  • they lasted

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het beklijfde
  • zij beklijfden

Present perfect

  • he/she/it has lasted
  • they have lasted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft beklijfd
  • zij hebben beklijfd

Past perfect

  • he/she/it had lasted
  • they had lasted

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had beklijfd
  • zij hadden beklijfd

Future

  • he/she/it will last
  • they will last

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal beklijven
  • zij zult beklijven

Future perfect

  • he/she/it will have lasted
  • they will have lasted

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal beklijfd hebben
  • zij zult beklijfd hebben

Conditional present

  • he/she/it would last
  • they would last

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal beklijven
  • zij zullen beklijven

Conditional perfect

  • he/she/it would have lasted
  • they would have lasted

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben beklijfd
  • zij zullen hebben beklijfd

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van last