Vervoeging van learn
Onbepaalde wijs (infinitief): to learn
Engels
Nederlands
Present
- I learn
- you learn
- he/she/it learns
- we learn
- you learn
- they learn
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik memoriseer
- jij memoriseert
- hij/zij/het memoriseert
- wij memoriseren
- jullie memoriseren
- zij memoriseren
Simple past
- I learnt; learned
- you learnt; learned
- he/she/it learnt; learned
- we learnt; learned
- you learnt; learned
- they learnt; learned
Onvoltooid verleden tijd
- ik memoriseerde
- jij memoriseerde
- hij/zij/het memoriseerde
- wij memoriseerden
- jullie memoriseerden
- zij memoriseerden
Present perfect
- I have learnt; learned
- you have learnt; learned
- he/she/it has learnt; learned
- we have learnt; learned
- you have learnt; learned
- they have learnt; learned
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gememoriseerd
- jij hebt gememoriseerd
- hij/zij/het heeft gememoriseerd
- wij hebben gememoriseerd
- jullie hebben gememoriseerd
- zij hebben gememoriseerd
Past perfect
- I had learnt; learned
- you had learnt; learned
- he/she/it had learnt; learned
- we had learnt; learned
- you had learnt; learned
- they had learnt; learned
Voltooid verleden tijd
- ik had gememoriseerd
- jij had gememoriseerd
- hij/zij/het had gememoriseerd
- wij hadden gememoriseerd
- jullie hadden gememoriseerd
- zij hadden gememoriseerd
Future
- I will learn
- you will learn
- he/she/it will learn
- we will learn
- you will learn
- they will learn
Toekomende tijd I
- ik zal memoriseren
- jij zult memoriseren
- hij/zij/het zal memoriseren
- wij zullen memoriseren
- jullie zullen memoriseren
- zij zullen memoriseren
Future perfect
- I will have learnt; learned
- you will have learnt; learned
- he/she/it will have learnt; learned
- we will have learnt; learned
- you will have learnt; learned
- they will have learnt; learned
Toekomende tijd II
- ik zal gememoriseerd hebben
- jij zult gememoriseerd hebben
- hij/zij/het zal gememoriseerd hebben
- wij zullen gememoriseerd hebben
- jullie zullen gememoriseerd hebben
- zij zullen gememoriseerd hebben
Conditional present
- I would learn
- you would learn
- he/she/it would learn
- we would learn
- you would learn
- they would learn
Conditionalis I
- ik zou memoriseren
- jij zou memoriseren
- hij/zij/het zou memoriseren
- wij zouden memoriseren
- jullie zouden memoriseren
- zij zouden memoriseren
Conditional perfect
- I would have learnt; learned
- you would have learnt; learned
- he/she/it would have learnt; learned
- we would have learnt; learned
- you would have learnt; learned
- they would have learnt; learned
Conditionalis II
- ik zou hebben gememoriseerd
- jij zou hebben gememoriseerd
- hij/zij/het zou hebben gememoriseerd
- wij zouden hebben gememoriseerd
- jullie zouden hebben gememoriseerd
- zij zouden hebben gememoriseerd
Imperative
- you learn
- you learn
Imperatief
- jij memoriseer
- jullie memoriseert