Vervoeging van legen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik leeg
  • jij leegt
  • hij/zij/het leegt
  • wij legen
  • jullie legen
  • zij legen

Present

  • I clear
  • you clear
  • he/she/it clears
  • we clear
  • you clear
  • they clear

Onvoltooid verleden tijd

  • ik leegde
  • jij leegde
  • hij/zij/het leegde
  • wij leegden
  • jullie leegden
  • zij leegden

Simple past

  • I cleared
  • you cleared
  • he/she/it cleared
  • we cleared
  • you cleared
  • they cleared

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geleegd
  • jij hebt geleegd
  • hij/zij/het heeft geleegd
  • wij hebben geleegd
  • jullie hebben geleegd
  • zij hebben geleegd

Present perfect

  • I have cleared
  • you have cleared
  • he/she/it has cleared
  • we have cleared
  • you have cleared
  • they have cleared

Voltooid verleden tijd

  • ik had geleegd
  • jij had geleegd
  • hij/zij/het had geleegd
  • wij hadden geleegd
  • jullie hadden geleegd
  • zij hadden geleegd

Past perfect

  • I had cleared
  • you had cleared
  • he/she/it had cleared
  • we had cleared
  • you had cleared
  • they had cleared

Toekomende tijd I

  • ik zal legen
  • jij zult legen
  • hij/zij/het zal legen
  • wij zullen legen
  • jullie zullen legen
  • zij zullen legen

Future

  • I will clear
  • you will clear
  • he/she/it will clear
  • we will clear
  • you will clear
  • they will clear

Toekomende tijd II

  • ik zal geleegd hebben
  • jij zult geleegd hebben
  • hij/zij/het zal geleegd hebben
  • wij zullen geleegd hebben
  • jullie zullen geleegd hebben
  • zij zullen geleegd hebben

Future perfect

  • I will have cleared
  • you will have cleared
  • he/she/it will have cleared
  • we will have cleared
  • you will have cleared
  • they will have cleared

Conditionalis I

  • ik zou legen
  • jij zou legen
  • hij/zij/het zou legen
  • wij zouden legen
  • jullie zouden legen
  • zij zouden legen

Conditional present

  • I would clear
  • you would clear
  • he/she/it would clear
  • we would clear
  • you would clear
  • they would clear

Conditionalis II

  • ik zou hebben geleegd
  • jij zou hebben geleegd
  • hij/zij/het zou hebben geleegd
  • wij zouden hebben geleegd
  • jullie zouden hebben geleegd
  • zij zouden hebben geleegd

Conditional perfect

  • I would have cleared
  • you would have cleared
  • he/she/it would have cleared
  • we would have cleared
  • you would have cleared
  • they would have cleared

Imperatief

  • jij leeg
  • jullie leegt

Imperative

  • you clear
  • you clear

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van legen