Vervoeging van let
Onbepaalde wijs (infinitief): to let
Engels
Nederlands
Present
- I let
- you let
- he/she/it lets
- we let
- you let
- they let
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik approbeer
- jij approbeert
- hij/zij/het approbeert
- wij approberen
- jullie approberen
- zij approberen
Simple past
- I let
- you let
- he/she/it let
- we let
- you let
- they let
Onvoltooid verleden tijd
- ik approbeerde
- jij approbeerde
- hij/zij/het approbeerde
- wij approbeerden
- jullie approbeerden
- zij approbeerden
Present perfect
- I have let
- you have let
- he/she/it has let
- we have let
- you have let
- they have let
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geapprobeerd
- jij hebt geapprobeerd
- hij/zij/het heeft geapprobeerd
- wij hebben geapprobeerd
- jullie hebben geapprobeerd
- zij hebben geapprobeerd
Past perfect
- I had let
- you had let
- he/she/it had let
- we had let
- you had let
- they had let
Voltooid verleden tijd
- ik had geapprobeerd
- jij had geapprobeerd
- hij/zij/het had geapprobeerd
- wij hadden geapprobeerd
- jullie hadden geapprobeerd
- zij hadden geapprobeerd
Future
- I will let
- you will let
- he/she/it will let
- we will let
- you will let
- they will let
Toekomende tijd I
- ik zal approberen
- jij zult approberen
- hij/zij/het zal approberen
- wij zullen approberen
- jullie zullen approberen
- zij zullen approberen
Future perfect
- I will have let
- you will have let
- he/she/it will have let
- we will have let
- you will have let
- they will have let
Toekomende tijd II
- ik zal geapprobeerd hebben
- jij zult geapprobeerd hebben
- hij/zij/het zal geapprobeerd hebben
- wij zullen geapprobeerd hebben
- jullie zullen geapprobeerd hebben
- zij zullen geapprobeerd hebben
Conditional present
- I would let
- you would let
- he/she/it would let
- we would let
- you would let
- they would let
Conditionalis I
- ik zou approberen
- jij zou approberen
- hij/zij/het zou approberen
- wij zouden approberen
- jullie zouden approberen
- zij zouden approberen
Conditional perfect
- I would have let
- you would have let
- he/she/it would have let
- we would have let
- you would have let
- they would have let
Conditionalis II
- ik zou hebben geapprobeerd
- jij zou hebben geapprobeerd
- hij/zij/het zou hebben geapprobeerd
- wij zouden hebben geapprobeerd
- jullie zouden hebben geapprobeerd
- zij zouden hebben geapprobeerd
Imperative
- you let
- you let
Imperatief
- jij approbeer
- jullie approbeert