Vervoeging van loeien
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het loeit
- zij loeien
Präsens Indikativ
- er/sie/es iaht
- sie iahen
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het loeide
- zij loeiden
Präteritum Indikativ
- er/sie/es iahte
- sie iahten
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft geloeid
- zij hebben geloeid
Perfekt Indikativ
- er/sie/es hat geiaht
- sie haben geiaht
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had geloeid
- zij hadden geloeid
Plusquamperfekt Indikativ
- er/sie/es hatte geiaht
- sie hatten geiaht
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal loeien
- zij zullen loeien
Futur I Indikativ
- er/sie/es wird iahen
- sie werden iahen
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal geloeid hebben
- zij zullen geloeid hebben
Futur II Indikativ
- er/sie/es wird geiaht haben
- sie werden geiaht haben
Conditionalis I
- hij/zij/het zou loeien
- zij zouden loeien
Futur I Konjunktiv II
- er/sie/es würde iahen
- sie würden iahen
Conditionalis II
- hij/zij/het zou hebben geloeid
- zij zouden hebben geloeid
Futur II Konjunktiv II
- er/sie/es würde geiaht haben
- sie würden geiaht haben