Vervoeging van louteren
Onbepaalde wijs (infinitief): louteren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik louter
- jij loutert
- hij/zij/het loutert
- wij louteren
- jullie louteren
- zij louteren
Indicativo presente
- yo adelgazo
- tú adelgazas
- él/ella adelgaza
- nosotros adelgazamos
- vosotros adelgazáis
- ellos/ellas adelgazan
Onvoltooid verleden tijd
- ik louterde
- jij louterde
- hij/zij/het louterde
- wij louterden
- jullie louterden
- zij louterden
Indefinido
- yo adelgacé
- tú adelgazaste
- él/ella adelgazó
- nosotros adelgazamos
- vosotros adelgazasteis
- ellos/ellas adelgazaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gelouterd
- jij hebt gelouterd
- hij/zij/het heeft gelouterd
- wij hebben gelouterd
- jullie hebben gelouterd
- zij hebben gelouterd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he adelgazado
- tú has adelgazado
- él/ella ha adelgazado
- nosotros hemos adelgazado
- vosotros habéis adelgazado
- ellos/ellas han adelgazado
Voltooid verleden tijd
- ik had gelouterd
- jij had gelouterd
- hij/zij/het had gelouterd
- wij hadden gelouterd
- jullie hadden gelouterd
- zij hadden gelouterd
Pluscuamperfecto
- yo había adelgazado
- tú habías adelgazado
- él/ella había adelgazado
- nosotros habíamos adelgazado
- vosotros habíais adelgazado
- ellos/ellas habían adelgazado
Toekomende tijd I
- ik zal louteren
- jij zult louteren
- hij/zij/het zal louteren
- wij zullen louteren
- jullie zullen louteren
- zij zullen louteren
Futuro I
- yo adelgazaré
- tú adelgazarás
- él/ella adelgazará
- nosotros adelgazaremos
- vosotros adelgazaréis
- ellos/ellas adelgazarán
Toekomende tijd II
- ik zal gelouterd hebben
- jij zult gelouterd hebben
- hij/zij/het zal gelouterd hebben
- wij zullen gelouterd hebben
- jullie zullen gelouterd hebben
- zij zullen gelouterd hebben
Futuro perfecto
- yo habré adelgazado
- tú habrás adelgazado
- él/ella habrá adelgazado
- nosotros habremos adelgazado
- vosotros habréis adelgazado
- ellos/ellas habrán adelgazado
Conditionalis I
- ik zou louteren
- jij zou louteren
- hij/zij/het zou louteren
- wij zouden louteren
- jullie zouden louteren
- zij zouden louteren
Condicional
- yo adelgazaría
- tú adelgazarías
- él/ella adelgazaría
- nosotros adelgazaríamos
- vosotros adelgazaríais
- ellos/ellas adelgazarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gelouterd
- jij zou hebben gelouterd
- hij/zij/het zou hebben gelouterd
- wij zouden hebben gelouterd
- jullie zouden hebben gelouterd
- zij zouden hebben gelouterd
Condicional perfecto
- yo habría adelgazado
- tú habrías adelgazado
- él/ella habría adelgazado
- nosotros habríamos adelgazado
- vosotros habríais adelgazado
- ellos/ellas habrían adelgazado
Imperatief
- jij louter
- jullie loutert
Imperativo presente
- tú adelgaza
- vosotros adelgazad