Vervoeging van luchten

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik lucht
  • jij lucht
  • hij/zij/het lucht
  • wij luchten
  • jullie luchten
  • zij luchten

Presente

  • io arieggio
  • tu arieggi
  • lui/lei/Lei arieggia
  • noi arieggiamo
  • voi/Voi arieggiate
  • loro/Loro arieggiano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik luchtte
  • jij luchtte
  • hij/zij/het luchtte
  • wij luchtten
  • jullie luchtten
  • zij luchtten

Imperfetto

  • io arieggiavo
  • tu arieggiavi
  • lui/lei/Lei arieggiava
  • noi arieggiavamo
  • voi/Voi arieggiavate
  • loro/Loro arieggiavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gelucht
  • jij hebt gelucht
  • hij/zij/het heeft gelucht
  • wij hebben gelucht
  • jullie hebben gelucht
  • zij hebben gelucht

Passato prossimo

  • io ho arieggiato
  • tu hai arieggiato
  • lui/lei/Lei ha arieggiato
  • noi abbiamo arieggiato
  • voi/Voi avete arieggiato
  • loro/Loro hanno arieggiato

Voltooid verleden tijd

  • ik had gelucht
  • jij had gelucht
  • hij/zij/het had gelucht
  • wij hadden gelucht
  • jullie hadden gelucht
  • zij hadden gelucht

Trapassato prossimo

  • io avevo arieggiato
  • tu avevi arieggiato
  • lui/lei/Lei aveva arieggiato
  • noi avevamo arieggiato
  • voi/Voi avevate arieggiato
  • loro/Loro avevano arieggiato

Toekomende tijd I

  • ik zal luchten
  • jij zult luchten
  • hij/zij/het zal luchten
  • wij zullen luchten
  • jullie zullen luchten
  • zij zullen luchten

Futuro semplice

  • io arieggerò
  • tu arieggerai
  • lui/lei/Lei arieggerà
  • noi arieggeremo
  • voi/Voi arieggerete
  • loro/Loro arieggeranno

Toekomende tijd II

  • ik zal gelucht hebben
  • jij zult gelucht hebben
  • hij/zij/het zal gelucht hebben
  • wij zullen gelucht hebben
  • jullie zullen gelucht hebben
  • zij zullen gelucht hebben

Futuro anteriore

  • io avrò arieggiato
  • tu avrai arieggiato
  • lui/lei/Lei avrà arieggiato
  • noi avremo arieggiato
  • voi/Voi avrete arieggiato
  • loro/Loro avranno arieggiato

Conditionalis I

  • ik zou luchten
  • jij zou luchten
  • hij/zij/het zou luchten
  • wij zouden luchten
  • jullie zouden luchten
  • zij zouden luchten

Condizionale presente

  • io arieggerei
  • tu arieggeresti
  • lui/lei/Lei arieggerebbe
  • noi arieggeremmo
  • voi/Voi arieggereste
  • loro/Loro arieggerebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben gelucht
  • jij zou hebben gelucht
  • hij/zij/het zou hebben gelucht
  • wij zouden hebben gelucht
  • jullie zouden hebben gelucht
  • zij zouden hebben gelucht

Condizionale passato

  • io avrei arieggiato
  • tu avresti arieggiato
  • lui/lei/Lei avrebbe arieggiato
  • noi avremmo arieggiato
  • voi/Voi avreste arieggiato
  • loro/Loro avrebbero arieggiato

Imperatief

  • jij lucht
  • jullie lucht

Imperativo

  • tu arieggia
  • voi/Voi arieggiate

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van luchten