Vervoeging van luff
Onbepaalde wijs (infinitief): to luff
Engels
Nederlands
Present
- I luff
- you luff
- he/she/it luffs
- we luff
- you luff
- they luff
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik loef op
- jij loeft op
- hij/zij/het loeft op
- wij loeven op
- jullie loeven op
- zij loeven op
Simple past
- I luffed
- you luffed
- he/she/it luffed
- we luffed
- you luffed
- they luffed
Onvoltooid verleden tijd
- ik loefde op
- jij loefde op
- hij/zij/het loefde op
- wij loefden op
- jullie loefden op
- zij loefden op
Present perfect
- I have luffed
- you have luffed
- he/she/it has luffed
- we have luffed
- you have luffed
- they have luffed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgeloefd
- jij hebt opgeloefd
- hij/zij/het heeft opgeloefd
- wij hebben opgeloefd
- jullie hebben opgeloefd
- zij hebben opgeloefd
Past perfect
- I had luffed
- you had luffed
- he/she/it had luffed
- we had luffed
- you had luffed
- they had luffed
Voltooid verleden tijd
- ik had opgeloefd
- jij had opgeloefd
- hij/zij/het had opgeloefd
- wij hadden opgeloefd
- jullie hadden opgeloefd
- zij hadden opgeloefd
Future
- I will luff
- you will luff
- he/she/it will luff
- we will luff
- you will luff
- they will luff
Toekomende tijd I
- ik zal oploeven
- jij zult oploeven
- hij/zij/het zal oploeven
- wij zullen oploeven
- jullie zullen oploeven
- zij zullen oploeven
Future perfect
- I will have luffed
- you will have luffed
- he/she/it will have luffed
- we will have luffed
- you will have luffed
- they will have luffed
Toekomende tijd II
- ik zal opgeloefd hebben
- jij zult opgeloefd hebben
- hij/zij/het zal opgeloefd hebben
- wij zullen opgeloefd hebben
- jullie zullen opgeloefd hebben
- zij zullen opgeloefd hebben
Conditional present
- I would luff
- you would luff
- he/she/it would luff
- we would luff
- you would luff
- they would luff
Conditionalis I
- ik zou oploeven
- jij zou oploeven
- hij/zij/het zou oploeven
- wij zouden oploeven
- jullie zouden oploeven
- zij zouden oploeven
Conditional perfect
- I would have luffed
- you would have luffed
- he/she/it would have luffed
- we would have luffed
- you would have luffed
- they would have luffed
Conditionalis II
- ik zou hebben opgeloefd
- jij zou hebben opgeloefd
- hij/zij/het zou hebben opgeloefd
- wij zouden hebben opgeloefd
- jullie zouden hebben opgeloefd
- zij zouden hebben opgeloefd
Imperative
- you luff
- you luff
Imperatief
- jij loef op
- jullie loeft op