Vervoeging van manifest
Onbepaalde wijs (infinitief): to manifest
Engels
Nederlands
Present
- I manifest
- you manifest
- he/she/it manifests
- we manifest
- you manifest
- they manifest
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verkondig
- jij verkondigt
- hij/zij/het verkondigt
- wij verkondigen
- jullie verkondigen
- zij verkondigen
Simple past
- I manifested
- you manifested
- he/she/it manifested
- we manifested
- you manifested
- they manifested
Onvoltooid verleden tijd
- ik verkondigde
- jij verkondigde
- hij/zij/het verkondigde
- wij verkondigden
- jullie verkondigden
- zij verkondigden
Present perfect
- I have manifested
- you have manifested
- he/she/it has manifested
- we have manifested
- you have manifested
- they have manifested
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verkondigd
- jij hebt verkondigd
- hij/zij/het heeft verkondigd
- wij hebben verkondigd
- jullie hebben verkondigd
- zij hebben verkondigd
Past perfect
- I had manifested
- you had manifested
- he/she/it had manifested
- we had manifested
- you had manifested
- they had manifested
Voltooid verleden tijd
- ik had verkondigd
- jij had verkondigd
- hij/zij/het had verkondigd
- wij hadden verkondigd
- jullie hadden verkondigd
- zij hadden verkondigd
Future
- I will manifest
- you will manifest
- he/she/it will manifest
- we will manifest
- you will manifest
- they will manifest
Toekomende tijd I
- ik zal verkondigen
- jij zult verkondigen
- hij/zij/het zal verkondigen
- wij zullen verkondigen
- jullie zullen verkondigen
- zij zullen verkondigen
Future perfect
- I will have manifested
- you will have manifested
- he/she/it will have manifested
- we will have manifested
- you will have manifested
- they will have manifested
Toekomende tijd II
- ik zal verkondigd hebben
- jij zult verkondigd hebben
- hij/zij/het zal verkondigd hebben
- wij zullen verkondigd hebben
- jullie zullen verkondigd hebben
- zij zullen verkondigd hebben
Conditional present
- I would manifest
- you would manifest
- he/she/it would manifest
- we would manifest
- you would manifest
- they would manifest
Conditionalis I
- ik zou verkondigen
- jij zou verkondigen
- hij/zij/het zou verkondigen
- wij zouden verkondigen
- jullie zouden verkondigen
- zij zouden verkondigen
Conditional perfect
- I would have manifested
- you would have manifested
- he/she/it would have manifested
- we would have manifested
- you would have manifested
- they would have manifested
Conditionalis II
- ik zou hebben verkondigd
- jij zou hebben verkondigd
- hij/zij/het zou hebben verkondigd
- wij zouden hebben verkondigd
- jullie zouden hebben verkondigd
- zij zouden hebben verkondigd
Imperative
- you manifest
- you manifest
Imperatief
- jij verkondig
- jullie verkondigt