Vervoeging van mask

Engels

Nederlands

Present

  • I mask
  • you mask
  • he/she/it masks
  • we mask
  • you mask
  • they mask

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bewimpel
  • jij bewimpelt
  • hij/zij/het bewimpelt
  • wij bewimpelen
  • jullie bewimpelen
  • zij bewimpelen

Simple past

  • I masked
  • you masked
  • he/she/it masked
  • we masked
  • you masked
  • they masked

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bewimpelde
  • jij bewimpelde
  • hij/zij/het bewimpelde
  • wij bewimpelden
  • jullie bewimpelden
  • zij bewimpelden

Present perfect

  • I have masked
  • you have masked
  • he/she/it has masked
  • we have masked
  • you have masked
  • they have masked

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bewimpeld
  • jij hebt bewimpeld
  • hij/zij/het heeft bewimpeld
  • wij hebben bewimpeld
  • jullie hebben bewimpeld
  • zij hebben bewimpeld

Past perfect

  • I had masked
  • you had masked
  • he/she/it had masked
  • we had masked
  • you had masked
  • they had masked

Voltooid verleden tijd

  • ik had bewimpeld
  • jij had bewimpeld
  • hij/zij/het had bewimpeld
  • wij hadden bewimpeld
  • jullie hadden bewimpeld
  • zij hadden bewimpeld

Future

  • I will mask
  • you will mask
  • he/she/it will mask
  • we will mask
  • you will mask
  • they will mask

Toekomende tijd I

  • ik zal bewimpelen
  • jij zult bewimpelen
  • hij/zij/het zal bewimpelen
  • wij zullen bewimpelen
  • jullie zullen bewimpelen
  • zij zullen bewimpelen

Future perfect

  • I will have masked
  • you will have masked
  • he/she/it will have masked
  • we will have masked
  • you will have masked
  • they will have masked

Toekomende tijd II

  • ik zal bewimpeld hebben
  • jij zult bewimpeld hebben
  • hij/zij/het zal bewimpeld hebben
  • wij zullen bewimpeld hebben
  • jullie zullen bewimpeld hebben
  • zij zullen bewimpeld hebben

Conditional present

  • I would mask
  • you would mask
  • he/she/it would mask
  • we would mask
  • you would mask
  • they would mask

Conditionalis I

  • ik zou bewimpelen
  • jij zou bewimpelen
  • hij/zij/het zou bewimpelen
  • wij zouden bewimpelen
  • jullie zouden bewimpelen
  • zij zouden bewimpelen

Conditional perfect

  • I would have masked
  • you would have masked
  • he/she/it would have masked
  • we would have masked
  • you would have masked
  • they would have masked

Conditionalis II

  • ik zou hebben bewimpeld
  • jij zou hebben bewimpeld
  • hij/zij/het zou hebben bewimpeld
  • wij zouden hebben bewimpeld
  • jullie zouden hebben bewimpeld
  • zij zouden hebben bewimpeld

Imperative

  • you mask
  • you mask

Imperatief

  • jij bewimpel
  • jullie bewimpelt

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van mask