Vervoeging van mededelen
Onbepaalde wijs (infinitief): mededelen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik deel mede
- jij deelt mede
- hij/zij/het deelt mede
- wij delen mede
- jullie delen mede
- zij delen mede
Präsens Indikativ
- ich schließe an
- du schließt an
- er/sie/es schließt an
- wir schließen an
- ihr schließt an
- sie schließen an
Onvoltooid verleden tijd
- ik deelde mede
- jij deelde mede
- hij/zij/het deelde mede
- wij deelden mede
- jullie deelden mede
- zij deelden mede
Präteritum Indikativ
- ich schloss an
- du schlossest an
- er/sie/es schloss an
- wir schlossen an
- ihr schlosst an
- sie schlossen an
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb medegedeeld
- jij hebt medegedeeld
- hij/zij/het heeft medegedeeld
- wij hebben medegedeeld
- jullie hebben medegedeeld
- zij hebben medegedeeld
Perfekt Indikativ
- ich habe angeschlossen
- du hast angeschlossen
- er/sie/es hat angeschlossen
- wir haben angeschlossen
- ihr habt angeschlossen
- sie haben angeschlossen
Voltooid verleden tijd
- ik had medegedeeld
- jij had medegedeeld
- hij/zij/het had medegedeeld
- wij hadden medegedeeld
- jullie hadden medegedeeld
- zij hadden medegedeeld
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte angeschlossen
- du hattest angeschlossen
- er/sie/es hatte angeschlossen
- wir hatten angeschlossen
- ihr hattet angeschlossen
- sie hatten angeschlossen
Toekomende tijd I
- ik zal mededelen
- jij zult mededelen
- hij/zij/het zal mededelen
- wij zullen mededelen
- jullie zullen mededelen
- zij zullen mededelen
Futur I Indikativ
- ich werde anschließen
- du wirst anschließen
- er/sie/es wird anschließen
- wir werden anschließen
- ihr werdet anschließen
- sie werden anschließen
Toekomende tijd II
- ik zal medegedeeld hebben
- jij zult medegedeeld hebben
- hij/zij/het zal medegedeeld hebben
- wij zullen medegedeeld hebben
- jullie zullen medegedeeld hebben
- zij zullen medegedeeld hebben
Futur II Indikativ
- ich werde angeschlossen haben
- du wirst angeschlossen haben
- er/sie/es wird angeschlossen haben
- wir werden angeschlossen haben
- ihr werdet angeschlossen haben
- sie werden angeschlossen haben
Conditionalis I
- ik zou mededelen
- jij zou mededelen
- hij/zij/het zou mededelen
- wij zouden mededelen
- jullie zouden mededelen
- zij zouden mededelen
Futur I Konjunktiv II
- ich würde anschließen
- du würdest anschließen
- er/sie/es würde anschließen
- wir würden anschließen
- ihr würdet anschließen
- sie würden anschließen
Conditionalis II
- ik zou hebben medegedeeld
- jij zou hebben medegedeeld
- hij/zij/het zou hebben medegedeeld
- wij zouden hebben medegedeeld
- jullie zouden hebben medegedeeld
- zij zouden hebben medegedeeld
Futur II Konjunktiv II
- ich würde angeschlossen haben
- du würdest angeschlossen haben
- er/sie/es würde angeschlossen haben
- wir würden angeschlossen haben
- ihr würdet angeschlossen haben
- sie würden angeschlossen haben
Imperatief
- jij deel mede
- jullie deelt mede
Imperativ
- du schließ(e) an
- ihr schließt an