Vervoeging van meedelen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik deel mee
  • jij deelt mee
  • hij/zij/het deelt mee
  • wij delen mee
  • jullie delen mee
  • zij delen mee

Indicativo presente

  • yo entero
  • enteras
  • él/ella entera
  • nosotros enteramos
  • vosotros enteráis
  • ellos/ellas enteran

Onvoltooid verleden tijd

  • ik deelde mee
  • jij deelde mee
  • hij/zij/het deelde mee
  • wij deelden mee
  • jullie deelden mee
  • zij deelden mee

Indefinido

  • yo enteré
  • enteraste
  • él/ella enteró
  • nosotros enteramos
  • vosotros enterasteis
  • ellos/ellas enteraron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb meegedeeld
  • jij hebt meegedeeld
  • hij/zij/het heeft meegedeeld
  • wij hebben meegedeeld
  • jullie hebben meegedeeld
  • zij hebben meegedeeld

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he enterado
  • has enterado
  • él/ella ha enterado
  • nosotros hemos enterado
  • vosotros habéis enterado
  • ellos/ellas han enterado

Voltooid verleden tijd

  • ik had meegedeeld
  • jij had meegedeeld
  • hij/zij/het had meegedeeld
  • wij hadden meegedeeld
  • jullie hadden meegedeeld
  • zij hadden meegedeeld

Pluscuamperfecto

  • yo había enterado
  • habías enterado
  • él/ella había enterado
  • nosotros habíamos enterado
  • vosotros habíais enterado
  • ellos/ellas habían enterado

Toekomende tijd I

  • ik zal meedelen
  • jij zult meedelen
  • hij/zij/het zal meedelen
  • wij zullen meedelen
  • jullie zullen meedelen
  • zij zullen meedelen

Futuro I

  • yo enteraré
  • enterarás
  • él/ella enterará
  • nosotros enteraremos
  • vosotros enteraréis
  • ellos/ellas enterarán

Toekomende tijd II

  • ik zal meegedeeld hebben
  • jij zult meegedeeld hebben
  • hij/zij/het zal meegedeeld hebben
  • wij zullen meegedeeld hebben
  • jullie zullen meegedeeld hebben
  • zij zullen meegedeeld hebben

Futuro perfecto

  • yo habré enterado
  • habrás enterado
  • él/ella habrá enterado
  • nosotros habremos enterado
  • vosotros habréis enterado
  • ellos/ellas habrán enterado

Conditionalis I

  • ik zou meedelen
  • jij zou meedelen
  • hij/zij/het zou meedelen
  • wij zouden meedelen
  • jullie zouden meedelen
  • zij zouden meedelen

Condicional

  • yo enteraría
  • enterarías
  • él/ella enteraría
  • nosotros enteraríamos
  • vosotros enteraríais
  • ellos/ellas enterarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben meegedeeld
  • jij zou hebben meegedeeld
  • hij/zij/het zou hebben meegedeeld
  • wij zouden hebben meegedeeld
  • jullie zouden hebben meegedeeld
  • zij zouden hebben meegedeeld

Condicional perfecto

  • yo habría enterado
  • habrías enterado
  • él/ella habría enterado
  • nosotros habríamos enterado
  • vosotros habríais enterado
  • ellos/ellas habrían enterado

Imperatief

  • jij deel mee
  • jullie deelt mee

Imperativo presente

  • entera
  • vosotros enterad