Vervoeging van meewerken
Onbepaalde wijs (infinitief): meewerken
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik werk mee
- jij werkt mee
- hij/zij/het werkt mee
- wij werken mee
- jullie werken mee
- zij werken mee
Présent
- je coopère
- tu coopères
- il/elle coopère
- nous coopérons
- vous coopérez
- ils/elles coopèrent
Onvoltooid verleden tijd
- ik werkte mee
- jij werkte mee
- hij/zij/het werkte mee
- wij werkten mee
- jullie werkten mee
- zij werkten mee
Indicatif imparfait
- je coopérais
- tu coopérais
- il/elle coopérait
- nous coopérions
- vous coopériez
- ils/elles coopéraient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben meegewerkt
- jij bent meegewerkt
- hij/zij/het is meegewerkt
- wij zijn meegewerkt
- jullie zijn meegewerkt
- zij zijn meegewerkt
Indicatif passé composé
- j'ai coopéré
- tu as coopéré
- il/elle a coopéré
- nous avons coopéré
- vous avez coopéré
- ils/elles ont coopéré
Voltooid verleden tijd
- ik was meegewerkt
- jij was meegewerkt
- hij/zij/het was meegewerkt
- wij waren meegewerkt
- jullie waren meegewerkt
- zij waren meegewerkt
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais coopéré
- tu avais coopéré
- il/elle avait coopéré
- nous avions coopéré
- vous aviez coopéré
- ils/elles avaient coopéré
Toekomende tijd I
- ik zal meewerken
- jij zult meewerken
- hij/zij/het zal meewerken
- wij zullen meewerken
- jullie zullen meewerken
- zij zullen meewerken
Indicatif futur
- je coopérerai
- tu coopéreras
- il/elle coopérera
- nous coopérerons
- vous coopérerez
- ils/elles coopéreront
Toekomende tijd II
- ik zal meegewerkt zijn
- jij zult meegewerkt zijn
- hij/zij/het zal meegewerkt zijn
- wij zullen meegewerkt zijn
- jullie zullen meegewerkt zijn
- zij zullen meegewerkt zijn
Indicatif futur antérieur
- j'aurai coopéré
- tu auras coopéré
- il/elle aura coopéré
- nous aurons coopéré
- vous aurez coopéré
- ils/elles auront coopéré
Conditionalis I
- ik zou meewerken
- jij zou meewerken
- hij/zij/het zou meewerken
- wij zouden meewerken
- jullie zouden meewerken
- zij zouden meewerken
Conditionnel présent
- je coopérerais
- tu coopérerais
- il/elle coopérerait
- nous coopérerions
- vous coopéreriez
- ils/elles coopéreraient
Conditionalis II
- ik zou zijn meegewerkt
- jij zou zijn meegewerkt
- hij/zij/het zou zijn meegewerkt
- wij zouden zijn meegewerkt
- jullie zouden zijn meegewerkt
- zij zouden zijn meegewerkt
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais coopéré
- tu aurais coopéré
- il/elle aurait coopéré
- nous aurions coopéré
- vous auriez coopéré
- ils/elles auraient coopéré
Imperatief
- jij werk mee
- jullie werkt mee
Impératif
- tu coopère
- vous coopérez