Vervoeging van meppen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik mep
  • jij mept
  • hij/zij/het mept
  • wij meppen
  • jullie meppen
  • zij meppen

Present

  • I beat
  • you beat
  • he/she/it beats
  • we beat
  • you beat
  • they beat

Onvoltooid verleden tijd

  • ik mepte
  • jij mepte
  • hij/zij/het mepte
  • wij mepten
  • jullie mepten
  • zij mepten

Simple past

  • I beat
  • you beat
  • he/she/it beat
  • we beat
  • you beat
  • they beat

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gemept
  • jij hebt gemept
  • hij/zij/het heeft gemept
  • wij hebben gemept
  • jullie hebben gemept
  • zij hebben gemept

Present perfect

  • I have beaten
  • you have beaten
  • he/she/it has beaten
  • we have beaten
  • you have beaten
  • they have beaten

Voltooid verleden tijd

  • ik had gemept
  • jij had gemept
  • hij/zij/het had gemept
  • wij hadden gemept
  • jullie hadden gemept
  • zij hadden gemept

Past perfect

  • I had beaten
  • you had beaten
  • he/she/it had beaten
  • we had beaten
  • you had beaten
  • they had beaten

Toekomende tijd I

  • ik zal meppen
  • jij zult meppen
  • hij/zij/het zal meppen
  • wij zullen meppen
  • jullie zullen meppen
  • zij zullen meppen

Future

  • I will beat
  • you will beat
  • he/she/it will beat
  • we will beat
  • you will beat
  • they will beat

Toekomende tijd II

  • ik zal gemept hebben
  • jij zult gemept hebben
  • hij/zij/het zal gemept hebben
  • wij zullen gemept hebben
  • jullie zullen gemept hebben
  • zij zullen gemept hebben

Future perfect

  • I will have beaten
  • you will have beaten
  • he/she/it will have beaten
  • we will have beaten
  • you will have beaten
  • they will have beaten

Conditionalis I

  • ik zou meppen
  • jij zou meppen
  • hij/zij/het zou meppen
  • wij zouden meppen
  • jullie zouden meppen
  • zij zouden meppen

Conditional present

  • I would beat
  • you would beat
  • he/she/it would beat
  • we would beat
  • you would beat
  • they would beat

Conditionalis II

  • ik zou hebben gemept
  • jij zou hebben gemept
  • hij/zij/het zou hebben gemept
  • wij zouden hebben gemept
  • jullie zouden hebben gemept
  • zij zouden hebben gemept

Conditional perfect

  • I would have beaten
  • you would have beaten
  • he/she/it would have beaten
  • we would have beaten
  • you would have beaten
  • they would have beaten

Imperatief

  • jij mep
  • jullie mept

Imperative

  • you beat
  • you beat