Vervoeging van meten
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik meet
- jij meet
- hij/zij/het meet
- wij meten
- jullie meten
- zij meten
Present
- I compete
- you compete
- he/she/it competes
- we compete
- you compete
- they compete
Onvoltooid verleden tijd
- ik mat
- jij mat
- hij/zij/het mat
- wij maten
- jullie maten
- zij maten
Simple past
- I competed
- you competed
- he/she/it competed
- we competed
- you competed
- they competed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemeten
- jij hebt gemeten
- hij/zij/het heeft gemeten
- wij hebben gemeten
- jullie hebben gemeten
- zij hebben gemeten
Present perfect
- I have competed
- you have competed
- he/she/it has competed
- we have competed
- you have competed
- they have competed
Voltooid verleden tijd
- ik had gemeten
- jij had gemeten
- hij/zij/het had gemeten
- wij hadden gemeten
- jullie hadden gemeten
- zij hadden gemeten
Past perfect
- I had competed
- you had competed
- he/she/it had competed
- we had competed
- you had competed
- they had competed
Toekomende tijd I
- ik zal meten
- jij zult meten
- hij/zij/het zal meten
- wij zullen meten
- jullie zullen meten
- zij zullen meten
Future
- I will compete
- you will compete
- he/she/it will compete
- we will compete
- you will compete
- they will compete
Toekomende tijd II
- ik zal gemeten hebben
- jij zult gemeten hebben
- hij/zij/het zal gemeten hebben
- wij zullen gemeten hebben
- jullie zullen gemeten hebben
- zij zullen gemeten hebben
Future perfect
- I will have competed
- you will have competed
- he/she/it will have competed
- we will have competed
- you will have competed
- they will have competed
Conditionalis I
- ik zou meten
- jij zou meten
- hij/zij/het zou meten
- wij zouden meten
- jullie zouden meten
- zij zouden meten
Conditional present
- I would compete
- you would compete
- he/she/it would compete
- we would compete
- you would compete
- they would compete
Conditionalis II
- ik zou hebben gemeten
- jij zou hebben gemeten
- hij/zij/het zou hebben gemeten
- wij zouden hebben gemeten
- jullie zouden hebben gemeten
- zij zouden hebben gemeten
Conditional perfect
- I would have competed
- you would have competed
- he/she/it would have competed
- we would have competed
- you would have competed
- they would have competed
Imperatief
- jij meet
- jullie meet
Imperative
- you compete
- you compete