Vervoeging van miscarry
Onbepaalde wijs (infinitief): to miscarry
Engels
Nederlands
Present
- I miscarry
- you miscarry
- he/she/it miscarries
- we miscarry
- you miscarry
- they miscarry
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik loop scheef
- jij loopt scheef
- hij/zij/het loopt scheef
- wij lopen scheef
- jullie lopen scheef
- zij lopen scheef
Simple past
- I miscarried
- you miscarried
- he/she/it miscarried
- we miscarried
- you miscarried
- they miscarried
Onvoltooid verleden tijd
- ik liep scheef
- jij liep scheef
- hij/zij/het liep scheef
- wij liepen scheef
- jullie liepen scheef
- zij liepen scheef
Present perfect
- I have miscarried
- you have miscarried
- he/she/it has miscarried
- we have miscarried
- you have miscarried
- they have miscarried
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben scheefgelopen
- jij bent scheefgelopen
- hij/zij/het is scheefgelopen
- wij zijn scheefgelopen
- jullie zijn scheefgelopen
- zij zijn scheefgelopen
Past perfect
- I had miscarried
- you had miscarried
- he/she/it had miscarried
- we had miscarried
- you had miscarried
- they had miscarried
Voltooid verleden tijd
- ik was scheefgelopen
- jij was scheefgelopen
- hij/zij/het was scheefgelopen
- wij waren scheefgelopen
- jullie waren scheefgelopen
- zij waren scheefgelopen
Future
- I will miscarry
- you will miscarry
- he/she/it will miscarry
- we will miscarry
- you will miscarry
- they will miscarry
Toekomende tijd I
- ik zal scheeflopen
- jij zult scheeflopen
- hij/zij/het zal scheeflopen
- wij zullen scheeflopen
- jullie zullen scheeflopen
- zij zullen scheeflopen
Future perfect
- I will have miscarried
- you will have miscarried
- he/she/it will have miscarried
- we will have miscarried
- you will have miscarried
- they will have miscarried
Toekomende tijd II
- ik zal scheefgelopen zijn
- jij zult scheefgelopen zijn
- hij/zij/het zal scheefgelopen zijn
- wij zullen scheefgelopen zijn
- jullie zullen scheefgelopen zijn
- zij zullen scheefgelopen zijn
Conditional present
- I would miscarry
- you would miscarry
- he/she/it would miscarry
- we would miscarry
- you would miscarry
- they would miscarry
Conditionalis I
- ik zou scheeflopen
- jij zou scheeflopen
- hij/zij/het zou scheeflopen
- wij zouden scheeflopen
- jullie zouden scheeflopen
- zij zouden scheeflopen
Conditional perfect
- I would have miscarried
- you would have miscarried
- he/she/it would have miscarried
- we would have miscarried
- you would have miscarried
- they would have miscarried
Conditionalis II
- ik zou zijn scheefgelopen
- jij zou zijn scheefgelopen
- hij/zij/het zou zijn scheefgelopen
- wij zouden zijn scheefgelopen
- jullie zouden zijn scheefgelopen
- zij zouden zijn scheefgelopen
Imperative
- you miscarry
- you miscarry
Imperatief
- jij loop scheef
- jullie loopt scheef