Vervoeging van mold

Engels

Nederlands

Present

  • I mold
  • you mold
  • he/she/it molds
  • we mold
  • you mold
  • they mold

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik boetseer
  • jij boetseert
  • hij/zij/het boetseert
  • wij boetseren
  • jullie boetseren
  • zij boetseren

Simple past

  • I molded
  • you molded
  • he/she/it molded
  • we molded
  • you molded
  • they molded

Onvoltooid verleden tijd

  • ik boetseerde
  • jij boetseerde
  • hij/zij/het boetseerde
  • wij boetseerden
  • jullie boetseerden
  • zij boetseerden

Present perfect

  • I have molded
  • you have molded
  • he/she/it has molded
  • we have molded
  • you have molded
  • they have molded

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geboetseerd
  • jij hebt geboetseerd
  • hij/zij/het heeft geboetseerd
  • wij hebben geboetseerd
  • jullie hebben geboetseerd
  • zij hebben geboetseerd

Past perfect

  • I had molded
  • you had molded
  • he/she/it had molded
  • we had molded
  • you had molded
  • they had molded

Voltooid verleden tijd

  • ik had geboetseerd
  • jij had geboetseerd
  • hij/zij/het had geboetseerd
  • wij hadden geboetseerd
  • jullie hadden geboetseerd
  • zij hadden geboetseerd

Future

  • I will mold
  • you will mold
  • he/she/it will mold
  • we will mold
  • you will mold
  • they will mold

Toekomende tijd I

  • ik zal boetseren
  • jij zult boetseren
  • hij/zij/het zal boetseren
  • wij zullen boetseren
  • jullie zullen boetseren
  • zij zullen boetseren

Future perfect

  • I will have molded
  • you will have molded
  • he/she/it will have molded
  • we will have molded
  • you will have molded
  • they will have molded

Toekomende tijd II

  • ik zal geboetseerd hebben
  • jij zult geboetseerd hebben
  • hij/zij/het zal geboetseerd hebben
  • wij zullen geboetseerd hebben
  • jullie zullen geboetseerd hebben
  • zij zullen geboetseerd hebben

Conditional present

  • I would mold
  • you would mold
  • he/she/it would mold
  • we would mold
  • you would mold
  • they would mold

Conditionalis I

  • ik zou boetseren
  • jij zou boetseren
  • hij/zij/het zou boetseren
  • wij zouden boetseren
  • jullie zouden boetseren
  • zij zouden boetseren

Conditional perfect

  • I would have molded
  • you would have molded
  • he/she/it would have molded
  • we would have molded
  • you would have molded
  • they would have molded

Conditionalis II

  • ik zou hebben geboetseerd
  • jij zou hebben geboetseerd
  • hij/zij/het zou hebben geboetseerd
  • wij zouden hebben geboetseerd
  • jullie zouden hebben geboetseerd
  • zij zouden hebben geboetseerd

Imperative

  • you mold
  • you mold

Imperatief

  • jij boetseer
  • jullie boetseert

Verwijzingen

Bekijk 7 definitie(s) van mold