Vervoeging van morren
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik mor
- jij mort
- hij/zij/het mort
- wij morren
- jullie morren
- zij morren
Présent
- je râle
- tu râles
- il/elle râle
- nous râlons
- vous râlez
- ils/elles râlent
Onvoltooid verleden tijd
- ik morde
- jij morde
- hij/zij/het morde
- wij morden
- jullie morden
- zij morden
Indicatif imparfait
- je râlais
- tu râlais
- il/elle râlait
- nous râlions
- vous râliez
- ils/elles râlaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemord
- jij hebt gemord
- hij/zij/het heeft gemord
- wij hebben gemord
- jullie hebben gemord
- zij hebben gemord
Indicatif passé composé
- j'ai râlé
- tu as râlé
- il/elle a râlé
- nous avons râlé
- vous avez râlé
- ils/elles ont râlé
Voltooid verleden tijd
- ik had gemord
- jij had gemord
- hij/zij/het had gemord
- wij hadden gemord
- jullie hadden gemord
- zij hadden gemord
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais râlé
- tu avais râlé
- il/elle avait râlé
- nous avions râlé
- vous aviez râlé
- ils/elles avaient râlé
Toekomende tijd I
- ik zal morren
- jij zult morren
- hij/zij/het zal morren
- wij zullen morren
- jullie zullen morren
- zij zullen morren
Indicatif futur
- je râlerai
- tu râleras
- il/elle râlera
- nous râlerons
- vous râlerez
- ils/elles râleront
Toekomende tijd II
- ik zal gemord hebben
- jij zult gemord hebben
- hij/zij/het zal gemord hebben
- wij zullen gemord hebben
- jullie zullen gemord hebben
- zij zullen gemord hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai râlé
- tu auras râlé
- il/elle aura râlé
- nous aurons râlé
- vous aurez râlé
- ils/elles auront râlé
Conditionalis I
- ik zou morren
- jij zou morren
- hij/zij/het zou morren
- wij zouden morren
- jullie zouden morren
- zij zouden morren
Conditionnel présent
- je râlerais
- tu râlerais
- il/elle râlerait
- nous râlerions
- vous râleriez
- ils/elles râleraient
Conditionalis II
- ik zou hebben gemord
- jij zou hebben gemord
- hij/zij/het zou hebben gemord
- wij zouden hebben gemord
- jullie zouden hebben gemord
- zij zouden hebben gemord
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais râlé
- tu aurais râlé
- il/elle aurait râlé
- nous aurions râlé
- vous auriez râlé
- ils/elles auraient râlé
Imperatief
- jij mor
- jullie mort
Impératif
- tu râle
- vous râlez