Vervoeging van mortify
Onbepaalde wijs (infinitief): to mortify
Engels
Nederlands
Present
- I mortify
- you mortify
- he/she/it mortifies
- we mortify
- you mortify
- they mortify
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik mortificeer
- jij mortificeert
- hij/zij/het mortificeert
- wij mortificeren
- jullie mortificeren
- zij mortificeren
Simple past
- I mortified
- you mortified
- he/she/it mortified
- we mortified
- you mortified
- they mortified
Onvoltooid verleden tijd
- ik mortificeerde
- jij mortificeerde
- hij/zij/het mortificeerde
- wij mortificeerden
- jullie mortificeerden
- zij mortificeerden
Present perfect
- I have mortified
- you have mortified
- he/she/it has mortified
- we have mortified
- you have mortified
- they have mortified
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemortificeerd
- jij hebt gemortificeerd
- hij/zij/het heeft gemortificeerd
- wij hebben gemortificeerd
- jullie hebben gemortificeerd
- zij hebben gemortificeerd
Past perfect
- I had mortified
- you had mortified
- he/she/it had mortified
- we had mortified
- you had mortified
- they had mortified
Voltooid verleden tijd
- ik had gemortificeerd
- jij had gemortificeerd
- hij/zij/het had gemortificeerd
- wij hadden gemortificeerd
- jullie hadden gemortificeerd
- zij hadden gemortificeerd
Future
- I will mortify
- you will mortify
- he/she/it will mortify
- we will mortify
- you will mortify
- they will mortify
Toekomende tijd I
- ik zal mortificeren
- jij zult mortificeren
- hij/zij/het zal mortificeren
- wij zullen mortificeren
- jullie zullen mortificeren
- zij zullen mortificeren
Future perfect
- I will have mortified
- you will have mortified
- he/she/it will have mortified
- we will have mortified
- you will have mortified
- they will have mortified
Toekomende tijd II
- ik zal gemortificeerd hebben
- jij zult gemortificeerd hebben
- hij/zij/het zal gemortificeerd hebben
- wij zullen gemortificeerd hebben
- jullie zullen gemortificeerd hebben
- zij zullen gemortificeerd hebben
Conditional present
- I would mortify
- you would mortify
- he/she/it would mortify
- we would mortify
- you would mortify
- they would mortify
Conditionalis I
- ik zou mortificeren
- jij zou mortificeren
- hij/zij/het zou mortificeren
- wij zouden mortificeren
- jullie zouden mortificeren
- zij zouden mortificeren
Conditional perfect
- I would have mortified
- you would have mortified
- he/she/it would have mortified
- we would have mortified
- you would have mortified
- they would have mortified
Conditionalis II
- ik zou hebben gemortificeerd
- jij zou hebben gemortificeerd
- hij/zij/het zou hebben gemortificeerd
- wij zouden hebben gemortificeerd
- jullie zouden hebben gemortificeerd
- zij zouden hebben gemortificeerd
Imperative
- you mortify
- you mortify
Imperatief
- jij mortificeer
- jullie mortificeert