Engels

Nederlands

Present

  • I mount
  • you mount
  • he/she/it mounts
  • we mount
  • you mount
  • they mount

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik zit op
  • jij zit op
  • hij/zij/het zit op
  • wij zitten op
  • jullie zitten op
  • zij zitten op

Simple past

  • I mounted
  • you mounted
  • he/she/it mounted
  • we mounted
  • you mounted
  • they mounted

Onvoltooid verleden tijd

  • ik zat op
  • jij zat op
  • hij/zij/het zat op
  • wij zaten op
  • jullie zaten op
  • zij zaten op

Present perfect

  • I have mounted
  • you have mounted
  • he/she/it has mounted
  • we have mounted
  • you have mounted
  • they have mounted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb opgezeten
  • jij hebt opgezeten
  • hij/zij/het heeft opgezeten
  • wij hebben opgezeten
  • jullie hebben opgezeten
  • zij hebben opgezeten

Past perfect

  • I had mounted
  • you had mounted
  • he/she/it had mounted
  • we had mounted
  • you had mounted
  • they had mounted

Voltooid verleden tijd

  • ik had opgezeten
  • jij had opgezeten
  • hij/zij/het had opgezeten
  • wij hadden opgezeten
  • jullie hadden opgezeten
  • zij hadden opgezeten

Future

  • I will mount
  • you will mount
  • he/she/it will mount
  • we will mount
  • you will mount
  • they will mount

Toekomende tijd I

  • ik zal opzitten
  • jij zult opzitten
  • hij/zij/het zal opzitten
  • wij zullen opzitten
  • jullie zullen opzitten
  • zij zullen opzitten

Future perfect

  • I will have mounted
  • you will have mounted
  • he/she/it will have mounted
  • we will have mounted
  • you will have mounted
  • they will have mounted

Toekomende tijd II

  • ik zal opgezeten hebben
  • jij zult opgezeten hebben
  • hij/zij/het zal opgezeten hebben
  • wij zullen opgezeten hebben
  • jullie zullen opgezeten hebben
  • zij zullen opgezeten hebben

Conditional present

  • I would mount
  • you would mount
  • he/she/it would mount
  • we would mount
  • you would mount
  • they would mount

Conditionalis I

  • ik zou opzitten
  • jij zou opzitten
  • hij/zij/het zou opzitten
  • wij zouden opzitten
  • jullie zouden opzitten
  • zij zouden opzitten

Conditional perfect

  • I would have mounted
  • you would have mounted
  • he/she/it would have mounted
  • we would have mounted
  • you would have mounted
  • they would have mounted

Conditionalis II

  • ik zou hebben opgezeten
  • jij zou hebben opgezeten
  • hij/zij/het zou hebben opgezeten
  • wij zouden hebben opgezeten
  • jullie zouden hebben opgezeten
  • zij zouden hebben opgezeten

Imperative

  • you mount
  • you mount

Imperatief

  • jij zit op
  • jullie zit op

Verwijzingen

Bekijk 14 definitie(s) van mount