Vervoeging van muggeziften
Onbepaalde wijs (infinitief): muggeziften
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik muggezift
- jij muggezift
- hij/zij/het muggezift
- wij muggeziften
- jullie muggeziften
- zij muggeziften
Indicativo presente
- yo zahiero
- tú zahieres
- él/ella zahiere
- nosotros zaherimos
- vosotros zaherís
- ellos/ellas zahieren
Onvoltooid verleden tijd
- ik muggeziftte
- jij muggeziftte
- hij/zij/het muggeziftte
- wij muggeziftten
- jullie muggeziftten
- zij muggeziftten
Indefinido
- yo zaherí
- tú zaheriste
- él/ella zahirió
- nosotros zaherimos
- vosotros zaheristeis
- ellos/ellas zahirieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemuggezift
- jij hebt gemuggezift
- hij/zij/het heeft gemuggezift
- wij hebben gemuggezift
- jullie hebben gemuggezift
- zij hebben gemuggezift
Pretérito perfecto compuesto
- yo he zaherido
- tú has zaherido
- él/ella ha zaherido
- nosotros hemos zaherido
- vosotros habéis zaherido
- ellos/ellas han zaherido
Voltooid verleden tijd
- ik had gemuggezift
- jij had gemuggezift
- hij/zij/het had gemuggezift
- wij hadden gemuggezift
- jullie hadden gemuggezift
- zij hadden gemuggezift
Pluscuamperfecto
- yo había zaherido
- tú habías zaherido
- él/ella había zaherido
- nosotros habíamos zaherido
- vosotros habíais zaherido
- ellos/ellas habían zaherido
Toekomende tijd I
- ik zal muggeziften
- jij zult muggeziften
- hij/zij/het zal muggeziften
- wij zullen muggeziften
- jullie zullen muggeziften
- zij zullen muggeziften
Futuro I
- yo zaheriré
- tú zaherirás
- él/ella zaherirá
- nosotros zaheriremos
- vosotros zaheriréis
- ellos/ellas zaherirán
Toekomende tijd II
- ik zal gemuggezift hebben
- jij zult gemuggezift hebben
- hij/zij/het zal gemuggezift hebben
- wij zullen gemuggezift hebben
- jullie zullen gemuggezift hebben
- zij zullen gemuggezift hebben
Futuro perfecto
- yo habré zaherido
- tú habrás zaherido
- él/ella habrá zaherido
- nosotros habremos zaherido
- vosotros habréis zaherido
- ellos/ellas habrán zaherido
Conditionalis I
- ik zou muggeziften
- jij zou muggeziften
- hij/zij/het zou muggeziften
- wij zouden muggeziften
- jullie zouden muggeziften
- zij zouden muggeziften
Condicional
- yo zaheriría
- tú zaherirías
- él/ella zaheriría
- nosotros zaheriríamos
- vosotros zaheriríais
- ellos/ellas zaherirían
Conditionalis II
- ik zou hebben gemuggezift
- jij zou hebben gemuggezift
- hij/zij/het zou hebben gemuggezift
- wij zouden hebben gemuggezift
- jullie zouden hebben gemuggezift
- zij zouden hebben gemuggezift
Condicional perfecto
- yo habría zaherido
- tú habrías zaherido
- él/ella habría zaherido
- nosotros habríamos zaherido
- vosotros habríais zaherido
- ellos/ellas habrían zaherido
Imperatief
- jij muggezift
- jullie muggezift
Imperativo presente
- tú zahiere
- vosotros zaherid