Vervoeging van nakijken
Onbepaalde wijs (infinitief): nakijken
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kijk na
- jij kijkt na
- hij/zij/het kijkt na
- wij kijken na
- jullie kijken na
- zij kijken na
Presente
- io verifico
- tu verifichi
- lui/lei/Lei verifica
- noi verifichiamo
- voi/Voi verificate
- loro/Loro verificano
Onvoltooid verleden tijd
- ik keek na
- jij keek na
- hij/zij/het keek na
- wij keken na
- jullie keken na
- zij keken na
Imperfetto
- io verificavo
- tu verificavi
- lui/lei/Lei verificava
- noi verificavamo
- voi/Voi verificavate
- loro/Loro verificavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb nagekeken
- jij hebt nagekeken
- hij/zij/het heeft nagekeken
- wij hebben nagekeken
- jullie hebben nagekeken
- zij hebben nagekeken
Passato prossimo
- io ho verificato
- tu hai verificato
- lui/lei/Lei ha verificato
- noi abbiamo verificato
- voi/Voi avete verificato
- loro/Loro hanno verificato
Voltooid verleden tijd
- ik had nagekeken
- jij had nagekeken
- hij/zij/het had nagekeken
- wij hadden nagekeken
- jullie hadden nagekeken
- zij hadden nagekeken
Trapassato prossimo
- io avevo verificato
- tu avevi verificato
- lui/lei/Lei aveva verificato
- noi avevamo verificato
- voi/Voi avevate verificato
- loro/Loro avevano verificato
Toekomende tijd I
- ik zal nakijken
- jij zult nakijken
- hij/zij/het zal nakijken
- wij zullen nakijken
- jullie zullen nakijken
- zij zullen nakijken
Futuro semplice
- io verificherò
- tu verificherai
- lui/lei/Lei verificherà
- noi verificheremo
- voi/Voi verificherete
- loro/Loro verificheranno
Toekomende tijd II
- ik zal nagekeken hebben
- jij zult nagekeken hebben
- hij/zij/het zal nagekeken hebben
- wij zullen nagekeken hebben
- jullie zullen nagekeken hebben
- zij zullen nagekeken hebben
Futuro anteriore
- io avrò verificato
- tu avrai verificato
- lui/lei/Lei avrà verificato
- noi avremo verificato
- voi/Voi avrete verificato
- loro/Loro avranno verificato
Conditionalis I
- ik zou nakijken
- jij zou nakijken
- hij/zij/het zou nakijken
- wij zouden nakijken
- jullie zouden nakijken
- zij zouden nakijken
Condizionale presente
- io verificherei
- tu verificheresti
- lui/lei/Lei verificherebbe
- noi verificheremmo
- voi/Voi verifichereste
- loro/Loro verificherebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben nagekeken
- jij zou hebben nagekeken
- hij/zij/het zou hebben nagekeken
- wij zouden hebben nagekeken
- jullie zouden hebben nagekeken
- zij zouden hebben nagekeken
Condizionale passato
- io avrei verificato
- tu avresti verificato
- lui/lei/Lei avrebbe verificato
- noi avremmo verificato
- voi/Voi avreste verificato
- loro/Loro avrebbero verificato
Imperatief
- jij kijk na
- jullie kijkt na
Imperativo
- tu verifica
- voi/Voi verificate