Vervoeging van nakomen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik kom na
  • jij komt na
  • hij/zij/het komt na
  • wij komen na
  • jullie komen na
  • zij komen na

Present

  • I observe
  • you observe
  • he/she/it observes
  • we observe
  • you observe
  • they observe

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kwam na
  • jij kwam na
  • hij/zij/het kwam na
  • wij kwamen na
  • jullie kwamen na
  • zij kwamen na

Simple past

  • I observed
  • you observed
  • he/she/it observed
  • we observed
  • you observed
  • they observed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben nagekomen
  • jij bent nagekomen
  • hij/zij/het is nagekomen
  • wij zijn nagekomen
  • jullie zijn nagekomen
  • zij zijn nagekomen

Present perfect

  • I have observed
  • you have observed
  • he/she/it has observed
  • we have observed
  • you have observed
  • they have observed

Voltooid verleden tijd

  • ik was nagekomen
  • jij was nagekomen
  • hij/zij/het was nagekomen
  • wij waren nagekomen
  • jullie waren nagekomen
  • zij waren nagekomen

Past perfect

  • I had observed
  • you had observed
  • he/she/it had observed
  • we had observed
  • you had observed
  • they had observed

Toekomende tijd I

  • ik zal nakomen
  • jij zult nakomen
  • hij/zij/het zal nakomen
  • wij zullen nakomen
  • jullie zullen nakomen
  • zij zullen nakomen

Future

  • I will observe
  • you will observe
  • he/she/it will observe
  • we will observe
  • you will observe
  • they will observe

Toekomende tijd II

  • ik zal nagekomen zijn
  • jij zult nagekomen zijn
  • hij/zij/het zal nagekomen zijn
  • wij zullen nagekomen zijn
  • jullie zullen nagekomen zijn
  • zij zullen nagekomen zijn

Future perfect

  • I will have observed
  • you will have observed
  • he/she/it will have observed
  • we will have observed
  • you will have observed
  • they will have observed

Conditionalis I

  • ik zou nakomen
  • jij zou nakomen
  • hij/zij/het zou nakomen
  • wij zouden nakomen
  • jullie zouden nakomen
  • zij zouden nakomen

Conditional present

  • I would observe
  • you would observe
  • he/she/it would observe
  • we would observe
  • you would observe
  • they would observe

Conditionalis II

  • ik zou zijn nagekomen
  • jij zou zijn nagekomen
  • hij/zij/het zou zijn nagekomen
  • wij zouden zijn nagekomen
  • jullie zouden zijn nagekomen
  • zij zouden zijn nagekomen

Conditional perfect

  • I would have observed
  • you would have observed
  • he/she/it would have observed
  • we would have observed
  • you would have observed
  • they would have observed

Imperatief

  • jij kom na
  • jullie komt na

Imperative

  • you observe
  • you observe

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van nakomen