Vervoeging van neerhalen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik haal neer
  • jij haalt neer
  • hij/zij/het haalt neer
  • wij halen neer
  • jullie halen neer
  • zij halen neer

Present

  • I glower
  • you glower
  • he/she/it glowers
  • we glower
  • you glower
  • they glower

Onvoltooid verleden tijd

  • ik haalde neer
  • jij haalde neer
  • hij/zij/het haalde neer
  • wij haalden neer
  • jullie haalden neer
  • zij haalden neer

Simple past

  • I glowered
  • you glowered
  • he/she/it glowered
  • we glowered
  • you glowered
  • they glowered

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb neergehaald
  • jij hebt neergehaald
  • hij/zij/het heeft neergehaald
  • wij hebben neergehaald
  • jullie hebben neergehaald
  • zij hebben neergehaald

Present perfect

  • I have glowered
  • you have glowered
  • he/she/it has glowered
  • we have glowered
  • you have glowered
  • they have glowered

Voltooid verleden tijd

  • ik had neergehaald
  • jij had neergehaald
  • hij/zij/het had neergehaald
  • wij hadden neergehaald
  • jullie hadden neergehaald
  • zij hadden neergehaald

Past perfect

  • I had glowered
  • you had glowered
  • he/she/it had glowered
  • we had glowered
  • you had glowered
  • they had glowered

Toekomende tijd I

  • ik zal neerhalen
  • jij zult neerhalen
  • hij/zij/het zal neerhalen
  • wij zullen neerhalen
  • jullie zullen neerhalen
  • zij zullen neerhalen

Future

  • I will glower
  • you will glower
  • he/she/it will glower
  • we will glower
  • you will glower
  • they will glower

Toekomende tijd II

  • ik zal neergehaald hebben
  • jij zult neergehaald hebben
  • hij/zij/het zal neergehaald hebben
  • wij zullen neergehaald hebben
  • jullie zullen neergehaald hebben
  • zij zullen neergehaald hebben

Future perfect

  • I will have glowered
  • you will have glowered
  • he/she/it will have glowered
  • we will have glowered
  • you will have glowered
  • they will have glowered

Conditionalis I

  • ik zou neerhalen
  • jij zou neerhalen
  • hij/zij/het zou neerhalen
  • wij zouden neerhalen
  • jullie zouden neerhalen
  • zij zouden neerhalen

Conditional present

  • I would glower
  • you would glower
  • he/she/it would glower
  • we would glower
  • you would glower
  • they would glower

Conditionalis II

  • ik zou hebben neergehaald
  • jij zou hebben neergehaald
  • hij/zij/het zou hebben neergehaald
  • wij zouden hebben neergehaald
  • jullie zouden hebben neergehaald
  • zij zouden hebben neergehaald

Conditional perfect

  • I would have glowered
  • you would have glowered
  • he/she/it would have glowered
  • we would have glowered
  • you would have glowered
  • they would have glowered

Imperatief

  • jij haal neer
  • jullie haalt neer

Imperative

  • you glower
  • you glower

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van neerhalen