Vervoeging van neerstrijken
Onbepaalde wijs (infinitief): neerstrijken
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik strijk neer
- jij strijkt neer
- hij/zij/het strijkt neer
- wij strijken neer
- jullie strijken neer
- zij strijken neer
Present
- I land
- you land
- he/she/it lands
- we land
- you land
- they land
Onvoltooid verleden tijd
- ik streek neer
- jij streek neer
- hij/zij/het streek neer
- wij streken neer
- jullie streken neer
- zij streken neer
Simple past
- I landed
- you landed
- he/she/it landed
- we landed
- you landed
- they landed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben neergestreken
- jij bent neergestreken
- hij/zij/het is neergestreken
- wij zijn neergestreken
- jullie zijn neergestreken
- zij zijn neergestreken
Present perfect
- I have landed
- you have landed
- he/she/it has landed
- we have landed
- you have landed
- they have landed
Voltooid verleden tijd
- ik was neergestreken
- jij was neergestreken
- hij/zij/het was neergestreken
- wij waren neergestreken
- jullie waren neergestreken
- zij waren neergestreken
Past perfect
- I had landed
- you had landed
- he/she/it had landed
- we had landed
- you had landed
- they had landed
Toekomende tijd I
- ik zal neerstrijken
- jij zult neerstrijken
- hij/zij/het zal neerstrijken
- wij zullen neerstrijken
- jullie zullen neerstrijken
- zij zullen neerstrijken
Future
- I will land
- you will land
- he/she/it will land
- we will land
- you will land
- they will land
Toekomende tijd II
- ik zal neergestreken zijn
- jij zult neergestreken zijn
- hij/zij/het zal neergestreken zijn
- wij zullen neergestreken zijn
- jullie zullen neergestreken zijn
- zij zullen neergestreken zijn
Future perfect
- I will have landed
- you will have landed
- he/she/it will have landed
- we will have landed
- you will have landed
- they will have landed
Conditionalis I
- ik zou neerstrijken
- jij zou neerstrijken
- hij/zij/het zou neerstrijken
- wij zouden neerstrijken
- jullie zouden neerstrijken
- zij zouden neerstrijken
Conditional present
- I would land
- you would land
- he/she/it would land
- we would land
- you would land
- they would land
Conditionalis II
- ik zou zijn neergestreken
- jij zou zijn neergestreken
- hij/zij/het zou zijn neergestreken
- wij zouden zijn neergestreken
- jullie zouden zijn neergestreken
- zij zouden zijn neergestreken
Conditional perfect
- I would have landed
- you would have landed
- he/she/it would have landed
- we would have landed
- you would have landed
- they would have landed
Imperatief
- jij strijk neer
- jullie strijkt neer
Imperative
- you land
- you land