Vervoeging van negeren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik negeer
- jij negeert
- hij/zij/het negeert
- wij negeren
- jullie negeren
- zij negeren
Present
- I badger
- you badger
- he/she/it badgers
- we badger
- you badger
- they badger
Onvoltooid verleden tijd
- ik negeerde
- jij negeerde
- hij/zij/het negeerde
- wij negeerden
- jullie negeerden
- zij negeerden
Simple past
- I badgered
- you badgered
- he/she/it badgered
- we badgered
- you badgered
- they badgered
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb genegeerd
- jij hebt genegeerd
- hij/zij/het heeft genegeerd
- wij hebben genegeerd
- jullie hebben genegeerd
- zij hebben genegeerd
Present perfect
- I have badgered
- you have badgered
- he/she/it has badgered
- we have badgered
- you have badgered
- they have badgered
Voltooid verleden tijd
- ik had genegeerd
- jij had genegeerd
- hij/zij/het had genegeerd
- wij hadden genegeerd
- jullie hadden genegeerd
- zij hadden genegeerd
Past perfect
- I had badgered
- you had badgered
- he/she/it had badgered
- we had badgered
- you had badgered
- they had badgered
Toekomende tijd I
- ik zal negeren
- jij zult negeren
- hij/zij/het zal negeren
- wij zullen negeren
- jullie zullen negeren
- zij zullen negeren
Future
- I will badger
- you will badger
- he/she/it will badger
- we will badger
- you will badger
- they will badger
Toekomende tijd II
- ik zal genegeerd hebben
- jij zult genegeerd hebben
- hij/zij/het zal genegeerd hebben
- wij zullen genegeerd hebben
- jullie zullen genegeerd hebben
- zij zullen genegeerd hebben
Future perfect
- I will have badgered
- you will have badgered
- he/she/it will have badgered
- we will have badgered
- you will have badgered
- they will have badgered
Conditionalis I
- ik zou negeren
- jij zou negeren
- hij/zij/het zou negeren
- wij zouden negeren
- jullie zouden negeren
- zij zouden negeren
Conditional present
- I would badger
- you would badger
- he/she/it would badger
- we would badger
- you would badger
- they would badger
Conditionalis II
- ik zou hebben genegeerd
- jij zou hebben genegeerd
- hij/zij/het zou hebben genegeerd
- wij zouden hebben genegeerd
- jullie zouden hebben genegeerd
- zij zouden hebben genegeerd
Conditional perfect
- I would have badgered
- you would have badgered
- he/she/it would have badgered
- we would have badgered
- you would have badgered
- they would have badgered
Imperatief
- jij negeer
- jullie negeert
Imperative
- you badger
- you badger