Vervoeging van omkantelen

Onbepaalde wijs (infinitief): omkantelen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik kantel om
  • jij kantelt om
  • hij/zij/het kantelt om
  • wij kantelen om
  • jullie kantelen om
  • zij kantelen om

Present

  • I overthrow
  • you overthrow
  • he/she/it overthrows
  • we overthrow
  • you overthrow
  • they overthrow

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kantelde om
  • jij kantelde om
  • hij/zij/het kantelde om
  • wij kantelden om
  • jullie kantelden om
  • zij kantelden om

Simple past

  • I overthrew
  • you overthrew
  • he/she/it overthrew
  • we overthrew
  • you overthrew
  • they overthrew

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb omgekanteld
  • jij hebt omgekanteld
  • hij/zij/het heeft omgekanteld
  • wij hebben omgekanteld
  • jullie hebben omgekanteld
  • zij hebben omgekanteld

Present perfect

  • I have overthrown
  • you have overthrown
  • he/she/it has overthrown
  • we have overthrown
  • you have overthrown
  • they have overthrown

Voltooid verleden tijd

  • ik had omgekanteld
  • jij had omgekanteld
  • hij/zij/het had omgekanteld
  • wij hadden omgekanteld
  • jullie hadden omgekanteld
  • zij hadden omgekanteld

Past perfect

  • I had overthrown
  • you had overthrown
  • he/she/it had overthrown
  • we had overthrown
  • you had overthrown
  • they had overthrown

Toekomende tijd I

  • ik zal omkantelen
  • jij zult omkantelen
  • hij/zij/het zal omkantelen
  • wij zullen omkantelen
  • jullie zullen omkantelen
  • zij zullen omkantelen

Future

  • I will overthrow
  • you will overthrow
  • he/she/it will overthrow
  • we will overthrow
  • you will overthrow
  • they will overthrow

Toekomende tijd II

  • ik zal omgekanteld hebben
  • jij zult omgekanteld hebben
  • hij/zij/het zal omgekanteld hebben
  • wij zullen omgekanteld hebben
  • jullie zullen omgekanteld hebben
  • zij zullen omgekanteld hebben

Future perfect

  • I will have overthrown
  • you will have overthrown
  • he/she/it will have overthrown
  • we will have overthrown
  • you will have overthrown
  • they will have overthrown

Conditionalis I

  • ik zou omkantelen
  • jij zou omkantelen
  • hij/zij/het zou omkantelen
  • wij zouden omkantelen
  • jullie zouden omkantelen
  • zij zouden omkantelen

Conditional present

  • I would overthrow
  • you would overthrow
  • he/she/it would overthrow
  • we would overthrow
  • you would overthrow
  • they would overthrow

Conditionalis II

  • ik zou hebben omgekanteld
  • jij zou hebben omgekanteld
  • hij/zij/het zou hebben omgekanteld
  • wij zouden hebben omgekanteld
  • jullie zouden hebben omgekanteld
  • zij zouden hebben omgekanteld

Conditional perfect

  • I would have overthrown
  • you would have overthrown
  • he/she/it would have overthrown
  • we would have overthrown
  • you would have overthrown
  • they would have overthrown

Imperatief

  • jij kantel om
  • jullie kantelt om

Imperative

  • you overthrow
  • you overthrow

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van omkantelen