Vervoeging van omroepen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik roep om
  • jij roept om
  • hij/zij/het roept om
  • wij roepen om
  • jullie roepen om
  • zij roepen om

Indicativo presente

  • yo radio
  • radias
  • él/ella radia
  • nosotros radiamos
  • vosotros radiáis
  • ellos/ellas radian

Onvoltooid verleden tijd

  • ik riep om
  • jij riep om
  • hij/zij/het riep om
  • wij riepen om
  • jullie riepen om
  • zij riepen om

Indefinido

  • yo radié
  • radiaste
  • él/ella radió
  • nosotros radiamos
  • vosotros radiasteis
  • ellos/ellas radiaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb omgeroepen
  • jij hebt omgeroepen
  • hij/zij/het heeft omgeroepen
  • wij hebben omgeroepen
  • jullie hebben omgeroepen
  • zij hebben omgeroepen

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he radiado
  • has radiado
  • él/ella ha radiado
  • nosotros hemos radiado
  • vosotros habéis radiado
  • ellos/ellas han radiado

Voltooid verleden tijd

  • ik had omgeroepen
  • jij had omgeroepen
  • hij/zij/het had omgeroepen
  • wij hadden omgeroepen
  • jullie hadden omgeroepen
  • zij hadden omgeroepen

Pluscuamperfecto

  • yo había radiado
  • habías radiado
  • él/ella había radiado
  • nosotros habíamos radiado
  • vosotros habíais radiado
  • ellos/ellas habían radiado

Toekomende tijd I

  • ik zal omroepen
  • jij zult omroepen
  • hij/zij/het zal omroepen
  • wij zullen omroepen
  • jullie zullen omroepen
  • zij zullen omroepen

Futuro I

  • yo radiaré
  • radiarás
  • él/ella radiará
  • nosotros radiaremos
  • vosotros radiaréis
  • ellos/ellas radiarán

Toekomende tijd II

  • ik zal omgeroepen hebben
  • jij zult omgeroepen hebben
  • hij/zij/het zal omgeroepen hebben
  • wij zullen omgeroepen hebben
  • jullie zullen omgeroepen hebben
  • zij zullen omgeroepen hebben

Futuro perfecto

  • yo habré radiado
  • habrás radiado
  • él/ella habrá radiado
  • nosotros habremos radiado
  • vosotros habréis radiado
  • ellos/ellas habrán radiado

Conditionalis I

  • ik zou omroepen
  • jij zou omroepen
  • hij/zij/het zou omroepen
  • wij zouden omroepen
  • jullie zouden omroepen
  • zij zouden omroepen

Condicional

  • yo radiaría
  • radiarías
  • él/ella radiaría
  • nosotros radiaríamos
  • vosotros radiaríais
  • ellos/ellas radiarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben omgeroepen
  • jij zou hebben omgeroepen
  • hij/zij/het zou hebben omgeroepen
  • wij zouden hebben omgeroepen
  • jullie zouden hebben omgeroepen
  • zij zouden hebben omgeroepen

Condicional perfecto

  • yo habría radiado
  • habrías radiado
  • él/ella habría radiado
  • nosotros habríamos radiado
  • vosotros habríais radiado
  • ellos/ellas habrían radiado

Imperatief

  • jij roep om
  • jullie roept om

Imperativo presente

  • radia
  • vosotros radiad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van omroepen