Vervoeging van omzomen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik omzoom
  • jij omzoomt
  • hij/zij/het omzoomt
  • wij omzomen
  • jullie omzomen
  • zij omzomen

Present

  • I hem
  • you hem
  • he/she/it hems
  • we hem
  • you hem
  • they hem

Onvoltooid verleden tijd

  • ik omzoomde
  • jij omzoomde
  • hij/zij/het omzoomde
  • wij omzoomden
  • jullie omzoomden
  • zij omzoomden

Simple past

  • I hemmed
  • you hemmed
  • he/she/it hemmed
  • we hemmed
  • you hemmed
  • they hemmed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb omzoomd
  • jij hebt omzoomd
  • hij/zij/het heeft omzoomd
  • wij hebben omzoomd
  • jullie hebben omzoomd
  • zij hebben omzoomd

Present perfect

  • I have hemmed
  • you have hemmed
  • he/she/it has hemmed
  • we have hemmed
  • you have hemmed
  • they have hemmed

Voltooid verleden tijd

  • ik had omzoomd
  • jij had omzoomd
  • hij/zij/het had omzoomd
  • wij hadden omzoomd
  • jullie hadden omzoomd
  • zij hadden omzoomd

Past perfect

  • I had hemmed
  • you had hemmed
  • he/she/it had hemmed
  • we had hemmed
  • you had hemmed
  • they had hemmed

Toekomende tijd I

  • ik zal omzomen
  • jij zult omzomen
  • hij/zij/het zal omzomen
  • wij zullen omzomen
  • jullie zullen omzomen
  • zij zullen omzomen

Future

  • I will hem
  • you will hem
  • he/she/it will hem
  • we will hem
  • you will hem
  • they will hem

Toekomende tijd II

  • ik zal omzoomd hebben
  • jij zult omzoomd hebben
  • hij/zij/het zal omzoomd hebben
  • wij zullen omzoomd hebben
  • jullie zullen omzoomd hebben
  • zij zullen omzoomd hebben

Future perfect

  • I will have hemmed
  • you will have hemmed
  • he/she/it will have hemmed
  • we will have hemmed
  • you will have hemmed
  • they will have hemmed

Conditionalis I

  • ik zou omzomen
  • jij zou omzomen
  • hij/zij/het zou omzomen
  • wij zouden omzomen
  • jullie zouden omzomen
  • zij zouden omzomen

Conditional present

  • I would hem
  • you would hem
  • he/she/it would hem
  • we would hem
  • you would hem
  • they would hem

Conditionalis II

  • ik zou hebben omzoomd
  • jij zou hebben omzoomd
  • hij/zij/het zou hebben omzoomd
  • wij zouden hebben omzoomd
  • jullie zouden hebben omzoomd
  • zij zouden hebben omzoomd

Conditional perfect

  • I would have hemmed
  • you would have hemmed
  • he/she/it would have hemmed
  • we would have hemmed
  • you would have hemmed
  • they would have hemmed

Imperatief

  • jij omzoom
  • jullie omzoomt

Imperative

  • you hem
  • you hem

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van omzomen