Vervoeging van ondergaan
Onbepaalde wijs (infinitief): ondergaan
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik onderga
- jij ondergaat
- hij/zij/het ondergaat
- wij ondergaan
- jullie ondergaan
- zij ondergaan
Présent
- je subis
- tu subis
- il/elle subit
- nous subissons
- vous subissez
- ils/elles subissent
Onvoltooid verleden tijd
- ik onderging
- jij onderging
- hij/zij/het onderging
- wij ondergingen
- jullie ondergingen
- zij ondergingen
Indicatif imparfait
- je subissais
- tu subissais
- il/elle subissait
- nous subissions
- vous subissiez
- ils/elles subissaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ondergaan
- jij hebt ondergaan
- hij/zij/het heeft ondergaan
- wij hebben ondergaan
- jullie hebben ondergaan
- zij hebben ondergaan
Indicatif passé composé
- j'ai subi
- tu as subi
- il/elle a subi
- nous avons subi
- vous avez subi
- ils/elles ont subi
Voltooid verleden tijd
- ik had ondergaan
- jij had ondergaan
- hij/zij/het had ondergaan
- wij hadden ondergaan
- jullie hadden ondergaan
- zij hadden ondergaan
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais subi
- tu avais subi
- il/elle avait subi
- nous avions subi
- vous aviez subi
- ils/elles avaient subi
Toekomende tijd I
- ik zal ondergaan
- jij zult ondergaan
- hij/zij/het zal ondergaan
- wij zullen ondergaan
- jullie zullen ondergaan
- zij zullen ondergaan
Indicatif futur
- je subirai
- tu subiras
- il/elle subira
- nous subirons
- vous subirez
- ils/elles subiront
Toekomende tijd II
- ik zal ondergaan hebben
- jij zult ondergaan hebben
- hij/zij/het zal ondergaan hebben
- wij zullen ondergaan hebben
- jullie zullen ondergaan hebben
- zij zullen ondergaan hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai subi
- tu auras subi
- il/elle aura subi
- nous aurons subi
- vous aurez subi
- ils/elles auront subi
Conditionalis I
- ik zou ondergaan
- jij zou ondergaan
- hij/zij/het zou ondergaan
- wij zouden ondergaan
- jullie zouden ondergaan
- zij zouden ondergaan
Conditionnel présent
- je subirais
- tu subirais
- il/elle subirait
- nous subirions
- vous subiriez
- ils/elles subiraient
Conditionalis II
- ik zou hebben ondergaan
- jij zou hebben ondergaan
- hij/zij/het zou hebben ondergaan
- wij zouden hebben ondergaan
- jullie zouden hebben ondergaan
- zij zouden hebben ondergaan
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais subi
- tu aurais subi
- il/elle aurait subi
- nous aurions subi
- vous auriez subi
- ils/elles auraient subi
Imperatief
- jij onderga
- jullie ondergaat
Impératif
- tu subis
- vous subissez