Vervoeging van ontberen
Onbepaalde wijs (infinitief): ontberen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontbeer
- jij ontbeert
- hij/zij/het ontbeert
- wij ontberen
- jullie ontberen
- zij ontberen
Präsens Indikativ
- ich vermisse
- du vermisst
- er/sie/es vermisst
- wir vermissen
- ihr vermisst
- sie vermissen
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontbeerde
- jij ontbeerde
- hij/zij/het ontbeerde
- wij ontbeerden
- jullie ontbeerden
- zij ontbeerden
Präteritum Indikativ
- ich vermisste
- du vermisstest
- er/sie/es vermisste
- wir vermissten
- ihr vermisstet
- sie vermissten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ontbeerd
- jij hebt ontbeerd
- hij/zij/het heeft ontbeerd
- wij hebben ontbeerd
- jullie hebben ontbeerd
- zij hebben ontbeerd
Perfekt Indikativ
- ich habe vermisst
- du hast vermisst
- er/sie/es hat vermisst
- wir haben vermisst
- ihr habt vermisst
- sie haben vermisst
Voltooid verleden tijd
- ik had ontbeerd
- jij had ontbeerd
- hij/zij/het had ontbeerd
- wij hadden ontbeerd
- jullie hadden ontbeerd
- zij hadden ontbeerd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte vermisst
- du hattest vermisst
- er/sie/es hatte vermisst
- wir hatten vermisst
- ihr hattet vermisst
- sie hatten vermisst
Toekomende tijd I
- ik zal ontberen
- jij zult ontberen
- hij/zij/het zal ontberen
- wij zullen ontberen
- jullie zullen ontberen
- zij zullen ontberen
Futur I Indikativ
- ich werde vermissen
- du wirst vermissen
- er/sie/es wird vermissen
- wir werden vermissen
- ihr werdet vermissen
- sie werden vermissen
Toekomende tijd II
- ik zal ontbeerd hebben
- jij zult ontbeerd hebben
- hij/zij/het zal ontbeerd hebben
- wij zullen ontbeerd hebben
- jullie zullen ontbeerd hebben
- zij zullen ontbeerd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde vermisst haben
- du wirst vermisst haben
- er/sie/es wird vermisst haben
- wir werden vermisst haben
- ihr werdet vermisst haben
- sie werden vermisst haben
Conditionalis I
- ik zou ontberen
- jij zou ontberen
- hij/zij/het zou ontberen
- wij zouden ontberen
- jullie zouden ontberen
- zij zouden ontberen
Futur I Konjunktiv II
- ich würde vermissen
- du würdest vermissen
- er/sie/es würde vermissen
- wir würden vermissen
- ihr würdet vermissen
- sie würden vermissen
Conditionalis II
- ik zou hebben ontbeerd
- jij zou hebben ontbeerd
- hij/zij/het zou hebben ontbeerd
- wij zouden hebben ontbeerd
- jullie zouden hebben ontbeerd
- zij zouden hebben ontbeerd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde vermisst haben
- du würdest vermisst haben
- er/sie/es würde vermisst haben
- wir würden vermisst haben
- ihr würdet vermisst haben
- sie würden vermisst haben
Imperatief
- jij ontbeer
- jullie ontbeert
Imperativ
- du vermisse
- ihr vermisst