Vervoeging van ontcijferen
Onbepaalde wijs (infinitief): ontcijferen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontcijfer
- jij ontcijfert
- hij/zij/het ontcijfert
- wij ontcijferen
- jullie ontcijferen
- zij ontcijferen
Präsens Indikativ
- ich durchschaue
- du durchschaust
- er/sie/es durchschaut
- wir durchschauen
- ihr durchschaut
- sie durchschauen
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontcijferde
- jij ontcijferde
- hij/zij/het ontcijferde
- wij ontcijferden
- jullie ontcijferden
- zij ontcijferden
Präteritum Indikativ
- ich durchschaute
- du durchschautest
- er/sie/es durchschaute
- wir durchschauten
- ihr durchschautet
- sie durchschauten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ontcijferd
- jij hebt ontcijferd
- hij/zij/het heeft ontcijferd
- wij hebben ontcijferd
- jullie hebben ontcijferd
- zij hebben ontcijferd
Perfekt Indikativ
- ich habe durchschaut
- du hast durchschaut
- er/sie/es hat durchschaut
- wir haben durchschaut
- ihr habt durchschaut
- sie haben durchschaut
Voltooid verleden tijd
- ik had ontcijferd
- jij had ontcijferd
- hij/zij/het had ontcijferd
- wij hadden ontcijferd
- jullie hadden ontcijferd
- zij hadden ontcijferd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte durchschaut
- du hattest durchschaut
- er/sie/es hatte durchschaut
- wir hatten durchschaut
- ihr hattet durchschaut
- sie hatten durchschaut
Toekomende tijd I
- ik zal ontcijferen
- jij zult ontcijferen
- hij/zij/het zal ontcijferen
- wij zullen ontcijferen
- jullie zullen ontcijferen
- zij zullen ontcijferen
Futur I Indikativ
- ich werde durchschauen
- du wirst durchschauen
- er/sie/es wird durchschauen
- wir werden durchschauen
- ihr werdet durchschauen
- sie werden durchschauen
Toekomende tijd II
- ik zal ontcijferd hebben
- jij zult ontcijferd hebben
- hij/zij/het zal ontcijferd hebben
- wij zullen ontcijferd hebben
- jullie zullen ontcijferd hebben
- zij zullen ontcijferd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde durchschaut haben
- du wirst durchschaut haben
- er/sie/es wird durchschaut haben
- wir werden durchschaut haben
- ihr werdet durchschaut haben
- sie werden durchschaut haben
Conditionalis I
- ik zou ontcijferen
- jij zou ontcijferen
- hij/zij/het zou ontcijferen
- wij zouden ontcijferen
- jullie zouden ontcijferen
- zij zouden ontcijferen
Futur I Konjunktiv II
- ich würde durchschauen
- du würdest durchschauen
- er/sie/es würde durchschauen
- wir würden durchschauen
- ihr würdet durchschauen
- sie würden durchschauen
Conditionalis II
- ik zou hebben ontcijferd
- jij zou hebben ontcijferd
- hij/zij/het zou hebben ontcijferd
- wij zouden hebben ontcijferd
- jullie zouden hebben ontcijferd
- zij zouden hebben ontcijferd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde durchschaut haben
- du würdest durchschaut haben
- er/sie/es würde durchschaut haben
- wir würden durchschaut haben
- ihr würdet durchschaut haben
- sie würden durchschaut haben
Imperatief
- jij ontcijfer
- jullie ontcijfert
Imperativ
- du durchschau(e)
- ihr durchschaut