Vervoeging van ontketenen
Onbepaalde wijs (infinitief): ontketenen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontketen
- jij ontketent
- hij/zij/het ontketent
- wij ontketenen
- jullie ontketenen
- zij ontketenen
Présent
- je lance
- tu lances
- il/elle lance
- nous lançons
- vous lancez
- ils/elles lancent
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontketende
- jij ontketende
- hij/zij/het ontketende
- wij ontketenden
- jullie ontketenden
- zij ontketenden
Indicatif imparfait
- je lançais
- tu lançais
- il/elle lançait
- nous lancions
- vous lanciez
- ils/elles lançaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ontketend
- jij hebt ontketend
- hij/zij/het heeft ontketend
- wij hebben ontketend
- jullie hebben ontketend
- zij hebben ontketend
Indicatif passé composé
- j'ai lancé
- tu as lancé
- il/elle a lancé
- nous avons lancé
- vous avez lancé
- ils/elles ont lancé
Voltooid verleden tijd
- ik had ontketend
- jij had ontketend
- hij/zij/het had ontketend
- wij hadden ontketend
- jullie hadden ontketend
- zij hadden ontketend
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais lancé
- tu avais lancé
- il/elle avait lancé
- nous avions lancé
- vous aviez lancé
- ils/elles avaient lancé
Toekomende tijd I
- ik zal ontketenen
- jij zult ontketenen
- hij/zij/het zal ontketenen
- wij zullen ontketenen
- jullie zullen ontketenen
- zij zullen ontketenen
Indicatif futur
- je lancerai
- tu lanceras
- il/elle lancera
- nous lancerons
- vous lancerez
- ils/elles lanceront
Toekomende tijd II
- ik zal ontketend hebben
- jij zult ontketend hebben
- hij/zij/het zal ontketend hebben
- wij zullen ontketend hebben
- jullie zullen ontketend hebben
- zij zullen ontketend hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai lancé
- tu auras lancé
- il/elle aura lancé
- nous aurons lancé
- vous aurez lancé
- ils/elles auront lancé
Conditionalis I
- ik zou ontketenen
- jij zou ontketenen
- hij/zij/het zou ontketenen
- wij zouden ontketenen
- jullie zouden ontketenen
- zij zouden ontketenen
Conditionnel présent
- je lancerais
- tu lancerais
- il/elle lancerait
- nous lancerions
- vous lanceriez
- ils/elles lanceraient
Conditionalis II
- ik zou hebben ontketend
- jij zou hebben ontketend
- hij/zij/het zou hebben ontketend
- wij zouden hebben ontketend
- jullie zouden hebben ontketend
- zij zouden hebben ontketend
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais lancé
- tu aurais lancé
- il/elle aurait lancé
- nous aurions lancé
- vous auriez lancé
- ils/elles auraient lancé
Imperatief
- jij ontketen
- jullie ontketent
Impératif
- tu lance
- vous lancez