Vervoeging van ontstelen
Onbepaalde wijs (infinitief): ontstelen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontsteel
- jij ontsteelt
- hij/zij/het ontsteelt
- wij ontstelen
- jullie ontstelen
- zij ontstelen
Present
- I overcharge
- you overcharge
- he/she/it overcharges
- we overcharge
- you overcharge
- they overcharge
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontstal
- jij ontstal
- hij/zij/het ontstal
- wij ontstalen
- jullie ontstalen
- zij ontstalen
Simple past
- I overcharged
- you overcharged
- he/she/it overcharged
- we overcharged
- you overcharged
- they overcharged
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ontstolen
- jij hebt ontstolen
- hij/zij/het heeft ontstolen
- wij hebben ontstolen
- jullie hebben ontstolen
- zij hebben ontstolen
Present perfect
- I have overcharged
- you have overcharged
- he/she/it has overcharged
- we have overcharged
- you have overcharged
- they have overcharged
Voltooid verleden tijd
- ik had ontstolen
- jij had ontstolen
- hij/zij/het had ontstolen
- wij hadden ontstolen
- jullie hadden ontstolen
- zij hadden ontstolen
Past perfect
- I had overcharged
- you had overcharged
- he/she/it had overcharged
- we had overcharged
- you had overcharged
- they had overcharged
Toekomende tijd I
- ik zal ontstelen
- jij zult ontstelen
- hij/zij/het zal ontstelen
- wij zullen ontstelen
- jullie zullen ontstelen
- zij zullen ontstelen
Future
- I will overcharge
- you will overcharge
- he/she/it will overcharge
- we will overcharge
- you will overcharge
- they will overcharge
Toekomende tijd II
- ik zal ontstolen hebben
- jij zult ontstolen hebben
- hij/zij/het zal ontstolen hebben
- wij zullen ontstolen hebben
- jullie zullen ontstolen hebben
- zij zullen ontstolen hebben
Future perfect
- I will have overcharged
- you will have overcharged
- he/she/it will have overcharged
- we will have overcharged
- you will have overcharged
- they will have overcharged
Conditionalis I
- ik zou ontstelen
- jij zou ontstelen
- hij/zij/het zou ontstelen
- wij zouden ontstelen
- jullie zouden ontstelen
- zij zouden ontstelen
Conditional present
- I would overcharge
- you would overcharge
- he/she/it would overcharge
- we would overcharge
- you would overcharge
- they would overcharge
Conditionalis II
- ik zou hebben ontstolen
- jij zou hebben ontstolen
- hij/zij/het zou hebben ontstolen
- wij zouden hebben ontstolen
- jullie zouden hebben ontstolen
- zij zouden hebben ontstolen
Conditional perfect
- I would have overcharged
- you would have overcharged
- he/she/it would have overcharged
- we would have overcharged
- you would have overcharged
- they would have overcharged
Imperatief
- jij ontsteel
- jullie ontsteelt
Imperative
- you overcharge
- you overcharge