Vervoeging van ontstemmen
Onbepaalde wijs (infinitief): ontstemmen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontstem
- jij ontstemt
- hij/zij/het ontstemt
- wij ontstemmen
- jullie ontstemmen
- zij ontstemmen
Present
- I exasperate
- you exasperate
- he/she/it exasperates
- we exasperate
- you exasperate
- they exasperate
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontstemde
- jij ontstemde
- hij/zij/het ontstemde
- wij ontstemden
- jullie ontstemden
- zij ontstemden
Simple past
- I exasperated
- you exasperated
- he/she/it exasperated
- we exasperated
- you exasperated
- they exasperated
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ontstemd
- jij hebt ontstemd
- hij/zij/het heeft ontstemd
- wij hebben ontstemd
- jullie hebben ontstemd
- zij hebben ontstemd
Present perfect
- I have exasperated
- you have exasperated
- he/she/it has exasperated
- we have exasperated
- you have exasperated
- they have exasperated
Voltooid verleden tijd
- ik had ontstemd
- jij had ontstemd
- hij/zij/het had ontstemd
- wij hadden ontstemd
- jullie hadden ontstemd
- zij hadden ontstemd
Past perfect
- I had exasperated
- you had exasperated
- he/she/it had exasperated
- we had exasperated
- you had exasperated
- they had exasperated
Toekomende tijd I
- ik zal ontstemmen
- jij zult ontstemmen
- hij/zij/het zal ontstemmen
- wij zullen ontstemmen
- jullie zullen ontstemmen
- zij zullen ontstemmen
Future
- I will exasperate
- you will exasperate
- he/she/it will exasperate
- we will exasperate
- you will exasperate
- they will exasperate
Toekomende tijd II
- ik zal ontstemd hebben
- jij zult ontstemd hebben
- hij/zij/het zal ontstemd hebben
- wij zullen ontstemd hebben
- jullie zullen ontstemd hebben
- zij zullen ontstemd hebben
Future perfect
- I will have exasperated
- you will have exasperated
- he/she/it will have exasperated
- we will have exasperated
- you will have exasperated
- they will have exasperated
Conditionalis I
- ik zou ontstemmen
- jij zou ontstemmen
- hij/zij/het zou ontstemmen
- wij zouden ontstemmen
- jullie zouden ontstemmen
- zij zouden ontstemmen
Conditional present
- I would exasperate
- you would exasperate
- he/she/it would exasperate
- we would exasperate
- you would exasperate
- they would exasperate
Conditionalis II
- ik zou hebben ontstemd
- jij zou hebben ontstemd
- hij/zij/het zou hebben ontstemd
- wij zouden hebben ontstemd
- jullie zouden hebben ontstemd
- zij zouden hebben ontstemd
Conditional perfect
- I would have exasperated
- you would have exasperated
- he/she/it would have exasperated
- we would have exasperated
- you would have exasperated
- they would have exasperated
Imperatief
- jij ontstem
- jullie ontstemt
Imperative
- you exasperate
- you exasperate