Vervoeging van ontvangen
Onbepaalde wijs (infinitief): ontvangen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontvang
- jij ontvangt
- hij/zij/het ontvangt
- wij ontvangen
- jullie ontvangen
- zij ontvangen
Present
- I judge
- you judge
- he/she/it judges
- we judge
- you judge
- they judge
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontving
- jij ontving
- hij/zij/het ontving
- wij ontvingen
- jullie ontvingen
- zij ontvingen
Simple past
- I judged
- you judged
- he/she/it judged
- we judged
- you judged
- they judged
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ontvangen
- jij hebt ontvangen
- hij/zij/het heeft ontvangen
- wij hebben ontvangen
- jullie hebben ontvangen
- zij hebben ontvangen
Present perfect
- I have judged
- you have judged
- he/she/it has judged
- we have judged
- you have judged
- they have judged
Voltooid verleden tijd
- ik had ontvangen
- jij had ontvangen
- hij/zij/het had ontvangen
- wij hadden ontvangen
- jullie hadden ontvangen
- zij hadden ontvangen
Past perfect
- I had judged
- you had judged
- he/she/it had judged
- we had judged
- you had judged
- they had judged
Toekomende tijd I
- ik zal ontvangen
- jij zult ontvangen
- hij/zij/het zal ontvangen
- wij zullen ontvangen
- jullie zullen ontvangen
- zij zullen ontvangen
Future
- I will judge
- you will judge
- he/she/it will judge
- we will judge
- you will judge
- they will judge
Toekomende tijd II
- ik zal ontvangen hebben
- jij zult ontvangen hebben
- hij/zij/het zal ontvangen hebben
- wij zullen ontvangen hebben
- jullie zullen ontvangen hebben
- zij zullen ontvangen hebben
Future perfect
- I will have judged
- you will have judged
- he/she/it will have judged
- we will have judged
- you will have judged
- they will have judged
Conditionalis I
- ik zou ontvangen
- jij zou ontvangen
- hij/zij/het zou ontvangen
- wij zouden ontvangen
- jullie zouden ontvangen
- zij zouden ontvangen
Conditional present
- I would judge
- you would judge
- he/she/it would judge
- we would judge
- you would judge
- they would judge
Conditionalis II
- ik zou hebben ontvangen
- jij zou hebben ontvangen
- hij/zij/het zou hebben ontvangen
- wij zouden hebben ontvangen
- jullie zouden hebben ontvangen
- zij zouden hebben ontvangen
Conditional perfect
- I would have judged
- you would have judged
- he/she/it would have judged
- we would have judged
- you would have judged
- they would have judged
Imperatief
- jij ontvang
- jullie ontvangt
Imperative
- you judge
- you judge