Vervoeging van ontvangen
Onbepaalde wijs (infinitief): ontvangen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontvang
- jij ontvangt
- hij/zij/het ontvangt
- wij ontvangen
- jullie ontvangen
- zij ontvangen
Présent
- je comporte
- tu comportes
- il/elle comporte
- nous comportons
- vous comportez
- ils/elles comportent
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontving
- jij ontving
- hij/zij/het ontving
- wij ontvingen
- jullie ontvingen
- zij ontvingen
Indicatif imparfait
- je comportais
- tu comportais
- il/elle comportait
- nous comportions
- vous comportiez
- ils/elles comportaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ontvangen
- jij hebt ontvangen
- hij/zij/het heeft ontvangen
- wij hebben ontvangen
- jullie hebben ontvangen
- zij hebben ontvangen
Indicatif passé composé
- j'ai comporté
- tu as comporté
- il/elle a comporté
- nous avons comporté
- vous avez comporté
- ils/elles ont comporté
Voltooid verleden tijd
- ik had ontvangen
- jij had ontvangen
- hij/zij/het had ontvangen
- wij hadden ontvangen
- jullie hadden ontvangen
- zij hadden ontvangen
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais comporté
- tu avais comporté
- il/elle avait comporté
- nous avions comporté
- vous aviez comporté
- ils/elles avaient comporté
Toekomende tijd I
- ik zal ontvangen
- jij zult ontvangen
- hij/zij/het zal ontvangen
- wij zullen ontvangen
- jullie zullen ontvangen
- zij zullen ontvangen
Indicatif futur
- je comporterai
- tu comporteras
- il/elle comportera
- nous comporterons
- vous comporterez
- ils/elles comporteront
Toekomende tijd II
- ik zal ontvangen hebben
- jij zult ontvangen hebben
- hij/zij/het zal ontvangen hebben
- wij zullen ontvangen hebben
- jullie zullen ontvangen hebben
- zij zullen ontvangen hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai comporté
- tu auras comporté
- il/elle aura comporté
- nous aurons comporté
- vous aurez comporté
- ils/elles auront comporté
Conditionalis I
- ik zou ontvangen
- jij zou ontvangen
- hij/zij/het zou ontvangen
- wij zouden ontvangen
- jullie zouden ontvangen
- zij zouden ontvangen
Conditionnel présent
- je comporterais
- tu comporterais
- il/elle comporterait
- nous comporterions
- vous comporteriez
- ils/elles comporteraient
Conditionalis II
- ik zou hebben ontvangen
- jij zou hebben ontvangen
- hij/zij/het zou hebben ontvangen
- wij zouden hebben ontvangen
- jullie zouden hebben ontvangen
- zij zouden hebben ontvangen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais comporté
- tu aurais comporté
- il/elle aurait comporté
- nous aurions comporté
- vous auriez comporté
- ils/elles auraient comporté
Imperatief
- jij ontvang
- jullie ontvangt
Impératif
- tu comporte
- vous comportez