Vervoeging van ontwapenen

Onbepaalde wijs (infinitief): ontwapenen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ontwapen
  • jij ontwapent
  • hij/zij/het ontwapent
  • wij ontwapenen
  • jullie ontwapenen
  • zij ontwapenen

Present

  • I disconcert
  • you disconcert
  • he/she/it disconcerts
  • we disconcert
  • you disconcert
  • they disconcert

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ontwapende
  • jij ontwapende
  • hij/zij/het ontwapende
  • wij ontwapenden
  • jullie ontwapenden
  • zij ontwapenden

Simple past

  • I disconcerted
  • you disconcerted
  • he/she/it disconcerted
  • we disconcerted
  • you disconcerted
  • they disconcerted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ontwapend
  • jij hebt ontwapend
  • hij/zij/het heeft ontwapend
  • wij hebben ontwapend
  • jullie hebben ontwapend
  • zij hebben ontwapend

Present perfect

  • I have disconcerted
  • you have disconcerted
  • he/she/it has disconcerted
  • we have disconcerted
  • you have disconcerted
  • they have disconcerted

Voltooid verleden tijd

  • ik had ontwapend
  • jij had ontwapend
  • hij/zij/het had ontwapend
  • wij hadden ontwapend
  • jullie hadden ontwapend
  • zij hadden ontwapend

Past perfect

  • I had disconcerted
  • you had disconcerted
  • he/she/it had disconcerted
  • we had disconcerted
  • you had disconcerted
  • they had disconcerted

Toekomende tijd I

  • ik zal ontwapenen
  • jij zult ontwapenen
  • hij/zij/het zal ontwapenen
  • wij zullen ontwapenen
  • jullie zullen ontwapenen
  • zij zullen ontwapenen

Future

  • I will disconcert
  • you will disconcert
  • he/she/it will disconcert
  • we will disconcert
  • you will disconcert
  • they will disconcert

Toekomende tijd II

  • ik zal ontwapend hebben
  • jij zult ontwapend hebben
  • hij/zij/het zal ontwapend hebben
  • wij zullen ontwapend hebben
  • jullie zullen ontwapend hebben
  • zij zullen ontwapend hebben

Future perfect

  • I will have disconcerted
  • you will have disconcerted
  • he/she/it will have disconcerted
  • we will have disconcerted
  • you will have disconcerted
  • they will have disconcerted

Conditionalis I

  • ik zou ontwapenen
  • jij zou ontwapenen
  • hij/zij/het zou ontwapenen
  • wij zouden ontwapenen
  • jullie zouden ontwapenen
  • zij zouden ontwapenen

Conditional present

  • I would disconcert
  • you would disconcert
  • he/she/it would disconcert
  • we would disconcert
  • you would disconcert
  • they would disconcert

Conditionalis II

  • ik zou hebben ontwapend
  • jij zou hebben ontwapend
  • hij/zij/het zou hebben ontwapend
  • wij zouden hebben ontwapend
  • jullie zouden hebben ontwapend
  • zij zouden hebben ontwapend

Conditional perfect

  • I would have disconcerted
  • you would have disconcerted
  • he/she/it would have disconcerted
  • we would have disconcerted
  • you would have disconcerted
  • they would have disconcerted

Imperatief

  • jij ontwapen
  • jullie ontwapent

Imperative

  • you disconcert
  • you disconcert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van ontwapenen