Vervoeging van opbeuren
Onbepaalde wijs (infinitief): opbeuren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beur op
- jij beurt op
- hij/zij/het beurt op
- wij beuren op
- jullie beuren op
- zij beuren op
Present
- I hearten
- you hearten
- he/she/it heartens
- we hearten
- you hearten
- they hearten
Onvoltooid verleden tijd
- ik beurde op
- jij beurde op
- hij/zij/het beurde op
- wij beurden op
- jullie beurden op
- zij beurden op
Simple past
- I heartened
- you heartened
- he/she/it heartened
- we heartened
- you heartened
- they heartened
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgebeurd
- jij hebt opgebeurd
- hij/zij/het heeft opgebeurd
- wij hebben opgebeurd
- jullie hebben opgebeurd
- zij hebben opgebeurd
Present perfect
- I have heartened
- you have heartened
- he/she/it has heartened
- we have heartened
- you have heartened
- they have heartened
Voltooid verleden tijd
- ik had opgebeurd
- jij had opgebeurd
- hij/zij/het had opgebeurd
- wij hadden opgebeurd
- jullie hadden opgebeurd
- zij hadden opgebeurd
Past perfect
- I had heartened
- you had heartened
- he/she/it had heartened
- we had heartened
- you had heartened
- they had heartened
Toekomende tijd I
- ik zal opbeuren
- jij zult opbeuren
- hij/zij/het zal opbeuren
- wij zullen opbeuren
- jullie zullen opbeuren
- zij zullen opbeuren
Future
- I will hearten
- you will hearten
- he/she/it will hearten
- we will hearten
- you will hearten
- they will hearten
Toekomende tijd II
- ik zal opgebeurd hebben
- jij zult opgebeurd hebben
- hij/zij/het zal opgebeurd hebben
- wij zullen opgebeurd hebben
- jullie zullen opgebeurd hebben
- zij zullen opgebeurd hebben
Future perfect
- I will have heartened
- you will have heartened
- he/she/it will have heartened
- we will have heartened
- you will have heartened
- they will have heartened
Conditionalis I
- ik zou opbeuren
- jij zou opbeuren
- hij/zij/het zou opbeuren
- wij zouden opbeuren
- jullie zouden opbeuren
- zij zouden opbeuren
Conditional present
- I would hearten
- you would hearten
- he/she/it would hearten
- we would hearten
- you would hearten
- they would hearten
Conditionalis II
- ik zou hebben opgebeurd
- jij zou hebben opgebeurd
- hij/zij/het zou hebben opgebeurd
- wij zouden hebben opgebeurd
- jullie zouden hebben opgebeurd
- zij zouden hebben opgebeurd
Conditional perfect
- I would have heartened
- you would have heartened
- he/she/it would have heartened
- we would have heartened
- you would have heartened
- they would have heartened
Imperatief
- jij beur op
- jullie beurt op
Imperative
- you hearten
- you hearten