Vervoeging van opduikelen

Onbepaalde wijs (infinitief): opduikelen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik duikel op
  • jij duikelt op
  • hij/zij/het duikelt op
  • wij duikelen op
  • jullie duikelen op
  • zij duikelen op

Present

  • I discover
  • you discover
  • he/she/it discovers
  • we discover
  • you discover
  • they discover

Onvoltooid verleden tijd

  • ik duikelde op
  • jij duikelde op
  • hij/zij/het duikelde op
  • wij duikelden op
  • jullie duikelden op
  • zij duikelden op

Simple past

  • I discovered
  • you discovered
  • he/she/it discovered
  • we discovered
  • you discovered
  • they discovered

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb opgeduikeld
  • jij hebt opgeduikeld
  • hij/zij/het heeft opgeduikeld
  • wij hebben opgeduikeld
  • jullie hebben opgeduikeld
  • zij hebben opgeduikeld

Present perfect

  • I have discovered
  • you have discovered
  • he/she/it has discovered
  • we have discovered
  • you have discovered
  • they have discovered

Voltooid verleden tijd

  • ik had opgeduikeld
  • jij had opgeduikeld
  • hij/zij/het had opgeduikeld
  • wij hadden opgeduikeld
  • jullie hadden opgeduikeld
  • zij hadden opgeduikeld

Past perfect

  • I had discovered
  • you had discovered
  • he/she/it had discovered
  • we had discovered
  • you had discovered
  • they had discovered

Toekomende tijd I

  • ik zal opduikelen
  • jij zult opduikelen
  • hij/zij/het zal opduikelen
  • wij zullen opduikelen
  • jullie zullen opduikelen
  • zij zullen opduikelen

Future

  • I will discover
  • you will discover
  • he/she/it will discover
  • we will discover
  • you will discover
  • they will discover

Toekomende tijd II

  • ik zal opgeduikeld hebben
  • jij zult opgeduikeld hebben
  • hij/zij/het zal opgeduikeld hebben
  • wij zullen opgeduikeld hebben
  • jullie zullen opgeduikeld hebben
  • zij zullen opgeduikeld hebben

Future perfect

  • I will have discovered
  • you will have discovered
  • he/she/it will have discovered
  • we will have discovered
  • you will have discovered
  • they will have discovered

Conditionalis I

  • ik zou opduikelen
  • jij zou opduikelen
  • hij/zij/het zou opduikelen
  • wij zouden opduikelen
  • jullie zouden opduikelen
  • zij zouden opduikelen

Conditional present

  • I would discover
  • you would discover
  • he/she/it would discover
  • we would discover
  • you would discover
  • they would discover

Conditionalis II

  • ik zou hebben opgeduikeld
  • jij zou hebben opgeduikeld
  • hij/zij/het zou hebben opgeduikeld
  • wij zouden hebben opgeduikeld
  • jullie zouden hebben opgeduikeld
  • zij zouden hebben opgeduikeld

Conditional perfect

  • I would have discovered
  • you would have discovered
  • he/she/it would have discovered
  • we would have discovered
  • you would have discovered
  • they would have discovered

Imperatief

  • jij duikel op
  • jullie duikelt op

Imperative

  • you discover
  • you discover