Vervoeging van opgeven

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik geef op
  • jij geeft op
  • hij/zij/het geeft op
  • wij geven op
  • jullie geven op
  • zij geven op

Präsens Indikativ

  • ich entsage
  • du entsagst
  • er/sie/es entsagt
  • wir entsagen
  • ihr entsagt
  • sie entsagen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik gaf op
  • jij gaf op
  • hij/zij/het gaf op
  • wij gaven op
  • jullie gaven op
  • zij gaven op

Präteritum Indikativ

  • ich entsagte
  • du entsagtest
  • er/sie/es entsagte
  • wir entsagten
  • ihr entsagtet
  • sie entsagten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb opgegeven
  • jij hebt opgegeven
  • hij/zij/het heeft opgegeven
  • wij hebben opgegeven
  • jullie hebben opgegeven
  • zij hebben opgegeven

Perfekt Indikativ

  • ich habe entsagt
  • du hast entsagt
  • er/sie/es hat entsagt
  • wir haben entsagt
  • ihr habt entsagt
  • sie haben entsagt

Voltooid verleden tijd

  • ik had opgegeven
  • jij had opgegeven
  • hij/zij/het had opgegeven
  • wij hadden opgegeven
  • jullie hadden opgegeven
  • zij hadden opgegeven

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte entsagt
  • du hattest entsagt
  • er/sie/es hatte entsagt
  • wir hatten entsagt
  • ihr hattet entsagt
  • sie hatten entsagt

Toekomende tijd I

  • ik zal opgeven
  • jij zult opgeven
  • hij/zij/het zal opgeven
  • wij zullen opgeven
  • jullie zullen opgeven
  • zij zullen opgeven

Futur I Indikativ

  • ich werde entsagen
  • du wirst entsagen
  • er/sie/es wird entsagen
  • wir werden entsagen
  • ihr werdet entsagen
  • sie werden entsagen

Toekomende tijd II

  • ik zal opgegeven hebben
  • jij zult opgegeven hebben
  • hij/zij/het zal opgegeven hebben
  • wij zullen opgegeven hebben
  • jullie zullen opgegeven hebben
  • zij zullen opgegeven hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde entsagt haben
  • du wirst entsagt haben
  • er/sie/es wird entsagt haben
  • wir werden entsagt haben
  • ihr werdet entsagt haben
  • sie werden entsagt haben

Conditionalis I

  • ik zou opgeven
  • jij zou opgeven
  • hij/zij/het zou opgeven
  • wij zouden opgeven
  • jullie zouden opgeven
  • zij zouden opgeven

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde entsagen
  • du würdest entsagen
  • er/sie/es würde entsagen
  • wir würden entsagen
  • ihr würdet entsagen
  • sie würden entsagen

Conditionalis II

  • ik zou hebben opgegeven
  • jij zou hebben opgegeven
  • hij/zij/het zou hebben opgegeven
  • wij zouden hebben opgegeven
  • jullie zouden hebben opgegeven
  • zij zouden hebben opgegeven

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde entsagt haben
  • du würdest entsagt haben
  • er/sie/es würde entsagt haben
  • wir würden entsagt haben
  • ihr würdet entsagt haben
  • sie würden entsagt haben

Imperatief

  • jij geef op
  • jullie geeft op

Imperativ

  • du entsag(e)
  • ihr entsagt

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van opgeven