Vervoeging van opstellen
Onbepaalde wijs (infinitief): opstellen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik stel op
- jij stelt op
- hij/zij/het stelt op
- wij stellen op
- jullie stellen op
- zij stellen op
Present
- I explicate
- you explicate
- he/she/it explicates
- we explicate
- you explicate
- they explicate
Onvoltooid verleden tijd
- ik stelde op
- jij stelde op
- hij/zij/het stelde op
- wij stelden op
- jullie stelden op
- zij stelden op
Simple past
- I explicated
- you explicated
- he/she/it explicated
- we explicated
- you explicated
- they explicated
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgesteld
- jij hebt opgesteld
- hij/zij/het heeft opgesteld
- wij hebben opgesteld
- jullie hebben opgesteld
- zij hebben opgesteld
Present perfect
- I have explicated
- you have explicated
- he/she/it has explicated
- we have explicated
- you have explicated
- they have explicated
Voltooid verleden tijd
- ik had opgesteld
- jij had opgesteld
- hij/zij/het had opgesteld
- wij hadden opgesteld
- jullie hadden opgesteld
- zij hadden opgesteld
Past perfect
- I had explicated
- you had explicated
- he/she/it had explicated
- we had explicated
- you had explicated
- they had explicated
Toekomende tijd I
- ik zal opstellen
- jij zult opstellen
- hij/zij/het zal opstellen
- wij zullen opstellen
- jullie zullen opstellen
- zij zullen opstellen
Future
- I will explicate
- you will explicate
- he/she/it will explicate
- we will explicate
- you will explicate
- they will explicate
Toekomende tijd II
- ik zal opgesteld hebben
- jij zult opgesteld hebben
- hij/zij/het zal opgesteld hebben
- wij zullen opgesteld hebben
- jullie zullen opgesteld hebben
- zij zullen opgesteld hebben
Future perfect
- I will have explicated
- you will have explicated
- he/she/it will have explicated
- we will have explicated
- you will have explicated
- they will have explicated
Conditionalis I
- ik zou opstellen
- jij zou opstellen
- hij/zij/het zou opstellen
- wij zouden opstellen
- jullie zouden opstellen
- zij zouden opstellen
Conditional present
- I would explicate
- you would explicate
- he/she/it would explicate
- we would explicate
- you would explicate
- they would explicate
Conditionalis II
- ik zou hebben opgesteld
- jij zou hebben opgesteld
- hij/zij/het zou hebben opgesteld
- wij zouden hebben opgesteld
- jullie zouden hebben opgesteld
- zij zouden hebben opgesteld
Conditional perfect
- I would have explicated
- you would have explicated
- he/she/it would have explicated
- we would have explicated
- you would have explicated
- they would have explicated
Imperatief
- jij stel op
- jullie stelt op
Imperative
- you explicate
- you explicate