Vervoeging van overlap
Onbepaalde wijs (infinitief): to overlap
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it overlaps
- they overlap
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het valt samen
- zij vallen samen
Simple past
- he/she/it overlapped
- they overlapped
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het viel samen
- zij vielen samen
Present perfect
- he/she/it has overlapped
- they have overlapped
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is samengevallen
- zij zijn samengevallen
Past perfect
- he/she/it had overlapped
- they had overlapped
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was samengevallen
- zij waren samengevallen
Future
- he/she/it will overlap
- they will overlap
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal samenvallen
- zij zult samenvallen
Future perfect
- he/she/it will have overlapped
- they will have overlapped
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal samengevallen zijn
- zij zult samengevallen zijn
Conditional present
- he/she/it would overlap
- they would overlap
Conditionalis I
- hij/zij/het zal samenvallen
- zij zullen samenvallen
Conditional perfect
- he/she/it would have overlapped
- they would have overlapped
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn samengevallen
- zij zullen zijn samengevallen